Stoffen in het lichaam

Test

(1)

Modeloplossing van oefeningen uit werkboek Biogenie 4.1 Go! in een quiz-vorm gegoten door N.Brost. (jan 2021)

Descarga la versión para jugar en papel

Duplicar

Crear reto

Sobre Test

4º Jaar

aso

sachariden

lipiden

proteïnen

metabolisme

anabolisme

katabolisme

organische stoffen

enzymen

Edad recomendada: 15 años

11 veces realizada

Creada por

Brost Nancy

Bélgica

Top 10 resultados

1

jill hessels

24 de Febrero de 2021

00:52

tiempo

60

puntuacion

¿Quieres aparecer en el Top 10 de este juego?

Inicia sesión

para identificarte.

Crea tu propio juego gratis desde nuestro creador de juegos

Crear test

Compite contra tus amigos para ver quien consigue la mejor puntuación en esta actividad

Crear reto


Stoffen in het lichaamVersión en línea Modeloplossing van oefeningen uit werkboek Biogenie 4.1 Go! in een quiz-vorm gegoten door N.Brost. (jan 2021) por Brost Nancy 1 (Plaats de volgende moleculen in de juiste kolom) Welke stoffen behoren bij de monosachariden. Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a maltose b cellulose c galactose d sacharose e glucose f zetmeel 2 (Plaats de volgende moleculen in de juiste kolom) Welke stoffen behoren bij de disachariden. Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a maltose b cellulose c glucose d sacharose e lactose f zetmeel 3 (Plaats de volgende moleculen in de juiste kolom) Welke stoffen behoren bij de polysachariden. Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a maltose b cellulose c galactose d sacharose e lactose f zetmeel 4 uit welke monosachariden is sacharose opgebouwd? a glucose en glucose b glucose en fructose c glucose en galactose d fructose en galactose 5 Welke polysacharide dient als reservestof en wordt opgeslagen in de lever? a amylopectine, een bestanddeel van zetmeel b amylose, een bestanddeel van zetmeel c cellulose, de bouwstof van de celwand van plantencellen d glycogeen 6 Uit welke chemische elementen is glucose samengesteld? duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a C b H c O d N e S f P 7 Welke van de volgende stoffen is/zijn gevormd door aaneenschakeling van monosachariden? Duidt alle mogelijkheden aan. a cellulose b glycogeen c insuline d zetmeel 8 Wat is het verschil in bouw tussen een verzadigd en onverzadigd vet? a verzadigd: geen dubbele bindingen tussen de atomen; onverzadigd: geen enkelvoudige bindingen tussen de atomen b verzadigd: alleen enkelvoudige bindingen tussen de koolstofatomen; onverzadigd: minstens 1 dubbele binding tussen de koolstofatomen c verzadigd: minstens 1 dubbele binding tussen de atomen; onverzadigd: geen dubbele binding tussen de atomen d verzadigd: minstens 1 dubbele binding tussen de koolstofatomen; onverzadigd: alleen enkelvoudige bindingen tussen de koolstofatomen 9 Een vet met dubbele bindingen tussen de koolstofatomen is gezonder voor de mens dan een vet zonder deze dubbele bindingen. Hoe komt dat? a Aan de plaats van de dubbele binding (tussen de C's) kunnen chemische reacties makkelijker gebeuren. b Bij de dubbele binding (tussen de C's) zitten vitaminen. c Je hebt minder vetten nodig die een dubbele binding (tussen de C's) hebben. d Cholesterol is een voorbeeld van een vet met dubbele bindingen tussen de C's en dit kan tot aderverkalking leiden. 10 Geef 4 functies van vetten in ons lichaam. (Duidt de juiste mogelijkheden aan). Kies één of meerdere antwoorden a bouwsteen van membranen b energiereserve c doorgeven van signalen (impulsen) d afweerstof e thermische isolatie en bescherming organen f grondstof voor hormonen 11 Welke fysische factoren hebben een invloed op de werking van een enzym? Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a temperatuur b vochtigheidsgraad c zuurtegraad d hoeveelheid substraat 12 Een verandering in zuurtegraad veranderd ook de activiteit van een enzym. Wat gebeurt er? Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a de ruimtelijke structuur van het product veranderd. b De ruimtelijke structuur van het enzym veranderd. c Het substraat past niet meer in het actief centrum van het enzym d De chemische reactie zal foutief doorgaan e De chemische reactie zal niet meer plaatsvinden 13 In ons spijsverteringsstelsel worden de voedingsstoffen afgebroken tot kleine deeltjes, zodat ze naar de bloedbaan kunnen migreren. Daarbij moeten sommige deeltjes een langere weg afleggen dan andere. Leg uit. a De sachariden moeten nog insuline aanmaken alvorens ze in het bloed kunnen opgenomen worden. b Lange vetzuurketens worden eerst naar het lymfesysteem getransporteerd alvorens ze in het bloed kunnen komen. c Aminozuren moeten eerst eiwitten worden voor ze opgenomen kunnen worden. d Er moet nog water uit cholesterol worden onttrokken waarna het in het bloed kan opgenomen worden. 14 Wat is de belangrijkste chemische gelijkenis tussen alle organische verbindingen? a Ze bevatten allen energie onder de vorm van ATP. b Het zijn allen apolaire stoffen. c Ze zijn allen opgebouwd uit een "koolstofskelet". d Ze komen allen uitsluitend in de natuur voor. 15 De figuur geeft de structuurformule van een organische stof weer. Is die stof een polypeptide, een polysacharide, een onverzadigd vetzuur of een verzadigd vetzuur? a een polypeptide b een polysacharide c een onverzadigd vetzuur d een verzadigd vetzuur 16 Vetten die lang in gebruik zijn worden zuurder omdat ze uit elkaar vallen. De zuurtegraad is dus een maat voor de ouderdom van een vet. Leg uit wat er gebeurt. Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a de vetzuren komen los van glycerol. b Er wordt een vetzuur vervangen door een fosfaatgroep. c Ongebonden vetzuren laten de pH dalen. d ongebonden vetzuren laten de pH stijgen. e Er wordt dan teveel cholesterol gevormd. 17 Welke van de onderstaande lichaamsfuncties worden door eiwitten vervuld? 1) bouwstenen en hormonen; 2) immuniteit en bloedstolling; 3) energieleverancier; 4) katalytische werking van biochemische reacties; 5) transportmoleculen en selectieve opname doorheen het celmembraan. a functies 1, 2, 3 en 4 b functies 1, 3, 4 en 5 c functies 1, 2, 4 en 5 d functies 2, 3, 4 en 5 18 In metabolische processen breken we voedingsstoffen af, zodat ze in de cellen van het lichaam kunnen opgenomen worden. Waarvoor worden ze gebruikt? Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a bouwstof b energieleverancier c oplosmiddel 19 Polysachariden kunnen niet rechtstreeks als energieleverancier voor alle cellen gebruikt worden. Wat moet er eerst gebeuren? Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a Ze moeten verteerd worden. b ze moeten door de cellen van de bloedvaten gaan. c Ze moeten omgezet worden in monosachariden. d ze worden in de lymfevaten vervoerd. e Ze moeten door de cellen van de darmwand gaan. 20 Wat is het verschil tussen katabolische en anabolische reacties van het metabolisme? Duidt alle mogelijkheden aan. Kies één of meerdere antwoorden a katabolisch: afbraak van complexe moleculen; anabolisch: opbouw tot complexe moleculen b katabolisch: opbouw tot complexe moleculen; anabolisch: afbraak van complexe moleculen c katabolisch: energie produceren; anabolisch: energie verbruiken d katabolisch: energie verbruiken; katabolisch: energie produceren 21 Wat is het verband tussen anabolische en katabolische processen? a Ze moeten achter elkaar uitgevoerd worden met de anabolische eerst. b De katabolische processen moeten steeds voor de anabolische gebeuren. c De anabolische reacties produceren energie die de katabolische nodig hebben. d De energie vrijgezet door de katabolische reacties worden door de anabolische verbruikt.

Stoffen in het lichaamVersión en línea

Modeloplossing van oefeningen uit werkboek Biogenie 4.1 Go! in een quiz-vorm gegoten door N.Brost. (jan 2021)

por Brost Nancy

(Plaats de volgende moleculen in de juiste kolom) Welke stoffen behoren bij de monosachariden. Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

maltose

cellulose

galactose

sacharose

glucose

zetmeel

(Plaats de volgende moleculen in de juiste kolom) Welke stoffen behoren bij de disachariden. Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

maltose

cellulose

glucose

sacharose

lactose

zetmeel

(Plaats de volgende moleculen in de juiste kolom) Welke stoffen behoren bij de polysachariden. Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

maltose

cellulose

galactose

sacharose

lactose

zetmeel

uit welke monosachariden is sacharose opgebouwd?

glucose en glucose

glucose en fructose

glucose en galactose

fructose en galactose

Welke polysacharide dient als reservestof en wordt opgeslagen in de lever?

amylopectine, een bestanddeel van zetmeel

amylose, een bestanddeel van zetmeel

cellulose, de bouwstof van de celwand van plantencellen

glycogeen

Uit welke chemische elementen is glucose samengesteld? duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

Welke van de volgende stoffen is/zijn gevormd door aaneenschakeling van monosachariden? Duidt alle mogelijkheden aan.

cellulose

glycogeen

insuline

zetmeel

Wat is het verschil in bouw tussen een verzadigd en onverzadigd vet?

verzadigd: geen dubbele bindingen tussen de atomen; onverzadigd: geen enkelvoudige bindingen tussen de atomen

verzadigd: alleen enkelvoudige bindingen tussen de koolstofatomen; onverzadigd: minstens 1 dubbele binding tussen de koolstofatomen

verzadigd: minstens 1 dubbele binding tussen de atomen; onverzadigd: geen dubbele binding tussen de atomen

verzadigd: minstens 1 dubbele binding tussen de koolstofatomen; onverzadigd: alleen enkelvoudige bindingen tussen de koolstofatomen

Een vet met dubbele bindingen tussen de koolstofatomen is gezonder voor de mens dan een vet zonder deze dubbele bindingen. Hoe komt dat?

Aan de plaats van de dubbele binding (tussen de C's) kunnen chemische reacties makkelijker gebeuren.

Bij de dubbele binding (tussen de C's) zitten vitaminen.

Je hebt minder vetten nodig die een dubbele binding (tussen de C's) hebben.

Cholesterol is een voorbeeld van een vet met dubbele bindingen tussen de C's en dit kan tot aderverkalking leiden.

Geef 4 functies van vetten in ons lichaam. (Duidt de juiste mogelijkheden aan).

Kies één of meerdere antwoorden

bouwsteen van membranen

energiereserve

doorgeven van signalen (impulsen)

afweerstof

thermische isolatie en bescherming organen

grondstof voor hormonen

Welke fysische factoren hebben een invloed op de werking van een enzym? Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

temperatuur

vochtigheidsgraad

zuurtegraad

hoeveelheid substraat

Een verandering in zuurtegraad veranderd ook de activiteit van een enzym. Wat gebeurt er? Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

de ruimtelijke structuur van het product veranderd.

De ruimtelijke structuur van het enzym veranderd.

Het substraat past niet meer in het actief centrum van het enzym

De chemische reactie zal foutief doorgaan

De chemische reactie zal niet meer plaatsvinden

In ons spijsverteringsstelsel worden de voedingsstoffen afgebroken tot kleine deeltjes, zodat ze naar de bloedbaan kunnen migreren. Daarbij moeten sommige deeltjes een langere weg afleggen dan andere. Leg uit.

De sachariden moeten nog insuline aanmaken alvorens ze in het bloed kunnen opgenomen worden.

Lange vetzuurketens worden eerst naar het lymfesysteem getransporteerd alvorens ze in het bloed kunnen komen.

Aminozuren moeten eerst eiwitten worden voor ze opgenomen kunnen worden.

Er moet nog water uit cholesterol worden onttrokken waarna het in het bloed kan opgenomen worden.

Wat is de belangrijkste chemische gelijkenis tussen alle organische verbindingen?

Ze bevatten allen energie onder de vorm van ATP.

Het zijn allen apolaire stoffen.

Ze zijn allen opgebouwd uit een "koolstofskelet".

Ze komen allen uitsluitend in de natuur voor.

De figuur geeft de structuurformule van een organische stof weer. Is die stof een polypeptide, een polysacharide, een onverzadigd vetzuur of een verzadigd vetzuur?

een polypeptide

een polysacharide

een onverzadigd vetzuur

een verzadigd vetzuur

Vetten die lang in gebruik zijn worden zuurder omdat ze uit elkaar vallen. De zuurtegraad is dus een maat voor de ouderdom van een vet. Leg uit wat er gebeurt. Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

de vetzuren komen los van glycerol.

Er wordt een vetzuur vervangen door een fosfaatgroep.

Ongebonden vetzuren laten de pH dalen.

ongebonden vetzuren laten de pH stijgen.

Er wordt dan teveel cholesterol gevormd.

Welke van de onderstaande lichaamsfuncties worden door eiwitten vervuld? 1) bouwstenen en hormonen; 2) immuniteit en bloedstolling; 3) energieleverancier; 4) katalytische werking van biochemische reacties; 5) transportmoleculen en selectieve opname doorheen het celmembraan.

functies 1, 2, 3 en 4

functies 1, 3, 4 en 5

functies 1, 2, 4 en 5

functies 2, 3, 4 en 5

In metabolische processen breken we voedingsstoffen af, zodat ze in de cellen van het lichaam kunnen opgenomen worden. Waarvoor worden ze gebruikt? Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

bouwstof

energieleverancier

oplosmiddel

Polysachariden kunnen niet rechtstreeks als energieleverancier voor alle cellen gebruikt worden. Wat moet er eerst gebeuren? Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

Ze moeten verteerd worden.

ze moeten door de cellen van de bloedvaten gaan.

Ze moeten omgezet worden in monosachariden.

ze worden in de lymfevaten vervoerd.

Ze moeten door de cellen van de darmwand gaan.

Wat is het verschil tussen katabolische en anabolische reacties van het metabolisme? Duidt alle mogelijkheden aan.

Kies één of meerdere antwoorden

katabolisch: afbraak van complexe moleculen; anabolisch: opbouw tot complexe moleculen

katabolisch: opbouw tot complexe moleculen; anabolisch: afbraak van complexe moleculen

katabolisch: energie produceren; anabolisch: energie verbruiken

katabolisch: energie verbruiken; katabolisch: energie produceren

Wat is het verband tussen anabolische en katabolische processen?

Ze moeten achter elkaar uitgevoerd worden met de anabolische eerst.

De katabolische processen moeten steeds voor de anabolische gebeuren.

De anabolische reacties produceren energie die de katabolische nodig hebben.

De energie vrijgezet door de katabolische reacties worden door de anabolische verbruikt.

Stoffen in het lichaam

Test

Descarga la versión para jugar en papel

Creada por

Top 10 resultados

Top juegos

Test

cuanto sabes de Futbol

Test

Brawl stars preguntas

Test

Verbos irregulares en Inglés

Test

Cultura general española

Test

Tipos de sintagmas (II)