Completar frases persoonswoorden: subject of object?Versión en línea vul het goede woord in por Docent Syd 1 1 . kook vanavond pasta . ( ik / me ) Mijn buren komen bij eten . ( ik / me ) Ze zijn heel aardig . ( ze / hij / ons ) 2 Amira heeft Nederlandse les . vindt het heel leuk . ( ze / haar / we ) Ze vindt het niet moeilijk . ( ze / haar / we ) De docent haar een goede cursist . ( zij / haar / jou ) 3 Dag meneer , hoe kan ik helpen ? ( je / jij / u ) 4 ga even een kopie van uw paspoort maken . ( ik / mij ) Ik geef het paspoort over 5 minuten aan terug . ( je / mij / u ) 5 Mijn broer speelt graag basketbal . is heel goed . ( hij / hem ) Ik ga in het weekend met basketballen . ( hij / hem ) 6 James gaat met zijn ouders naar een rock - concert . Ze zijn 71 en 68 , maar houden van rockmuziek . ( ze / we / hen ) 7 De cursisten maken samen hun huiswerk . houden van studeren . ( ze / jullie / hun )