Froggy Jumps Wederkerende werkwoordenVersión en línea Wederkerende werkwoorden por Watté Emma 1 ZICH AMUSEREN: Ik amuseer ... a je b zich c me 2 ZICH VERGISSEN: We vergissen... a zich b ons c je 3 ZICH HAASTEN: Maria haast ... voor de bus. a zich b haar c me 4 ZICH VOELEN: Abdil voelt ... niet goed. a hem b zich c je 5 ZICH AANKLEDEN: De jongens kleden ... aan. a hen b ze c zich 6 ZICH WASSEN: Jij wast ... elke ochtend. a jou b je c zich 7 ZICH EXCUSEREN: Juan excuseert ... bij de leerkracht. a hem b zich c hij 8 ZICH VERVELEN: De kinderen vervelen ... a hen b ze c zich 9 ZICH SCHAMEN: Schaam jij ... voor jouw klein broertje? a jou b je c zich 10 ZICH VERSLAPEN: We hebben ... verslapen. We hoorden de wekker niet. a ons b zich c je 11 ZICH VERSPREKEN: Jon verspreekt ... a hem b me c zich 12 ZICH GEDRAGEN: Mevrouw Emma is heel streng. Jullie moeten ... gedragen in de les. a je b jullie c zich 13 ZICH UITSLOVEN: Mijn mama doet heel veel voor mij, ze slooft ... altijd uit. a haar b zich c me 14 ZICH VERSLIKKEN: Jij drinkt te rap. Je verslikt ... nog. a zich b je c ze 15 ZICH VERSCHUILEN: Ik wil mijn zus doen schrikken. Ik verschuil ... achter de hoek. a zich b ons c me 16 ZICH EXCUSEREN: Sorry, we willen ... graag excuseren. a zich b ons c je 17 ZICH WASSEN: De kinderen wassen ... altijd. a hen b hun c zich 18 ZICH VOELEN: Voel jij ... wel goed? a je b zich c jouw 19 ZICH HAASTEN: Jullie gaan te laat zijn. Jullie moeten ... haasten. a zich b ons c je 20 ZICH AMUSEREN: Mijn vrienden en ik amuseren ... altijd samen. a wij b zich c ons
Crear