Completar frases Grammatica: hebbenVersión en línea Grammatica: hebben: tegenwoordige tijd por VANDRECK Murielle 1 hebt heeft hebben Heb heeft hebben heb Hebben hebben heeft Heeft Mijn vriendin een hond . Zijn ouders een mooi huis . Je een hond . Ik een zus . Marco een broer en een zus . jullie een hond ? u een huis in Brussel ? We een hond thuis . U een mooi huis . Mijn ouders zijn niet alleen . Ze veel vrienden . je veel vrienden ?