es
inglés
hablas
no
soy
sí
voy
me llamo
la piscina
bien
vamos
vas
¡hola!
el camping
¿Y tú?
ik ben
de camping
En jij?
nee
het zwembad
het / hij / zij is, u bent
jij gaat
ik heet
Engels
wij gaan
je spreekt
ik ga
ja / wel
Hallo
goed