Babyleeftijd
(
0
-
1
jaar
)
VERTROUWEN
VS
.
____________________
Voor
een
gezonde
ontwikkeling
is
het
noodzakelijk
dat
het
kind
in
het
eerste
levensjaar
een
____________________
ontwikkelt
in
zijn
ouders
en
zijn
omgeving
.
Dit
vertrouwen
ontstaat
doordat
het
kind
wordt
verzorgd
,
eten
krijgt
,
warmte
en
liefde
ontvangt
,
wordt
vastgehouden
en
gekoesterd
,
enz
.
Wordt
het
kind
echter
niet
goed
verzorgd
,
of
ontvangt
het
weinig
liefde
en
____________________
,
dan
ontstaat
bij
het
kind
een
gevoel
van
wantrouwen
.
Vroege
kinderjaren
(
1
-
3
jaar
)
AUTONOMIE
VS
.
SCHAAMTE
EN
____________________
In
deze
fase
ontwikkelt
het
kind
belangrijke
____________________
vaardigheden
zoals
eten
,
zich
aankleden
en
zindelijk
zijn
.
Het
kind
gaat
op
ontdekkingstocht
en
wordt
een
stukje
zelfstandig
of
____________________
.
Anderzijds
leert
het
dat
er
____________________
zijn
en
beseft
het
dat
hij
/
zij
soms
hulp
nodig
heeft
van
de
ouders
.
Wordt
het
____________________
niet
goed
opgelost
,
dan
kunnen
bij
het
kind
gevoelens
van
____________________
en
twijfel
ontstaan
.
Kinderjaren
(
3
-
5
jaar
)
INITIATIEF
VS
.
SCHULD
In
dit
stadium
neemt
de
____________________
van
het
kind
verder
toe
.
Kinderen
tonen
____________________
,
gebruiken
hun
____________________
en
beleven
veel
plezier
aan
de
vaardigheden
of
kennis
die
ze
beheersen
.
Maar
het
kind
heeft
ondertussen
ook
een
____________________
ontwikkeld
:
verboden
en
straf
van
de
ouders
zijn
bij
het
kind
een
innerlijke
stem
geworden
.
Dit
leidt
tot
een
conflict
:
enerzijds
wil
het
kind
alles
zelf
ontdekken
en
initiatief
nemen
,
anderzijds
is
het
bang
voor
straf
en
/
of
heeft
het
last
van
____________________
.