Crear actividad
Jugar Test
1. 
Waarvoor dient transport-RNA
A.
Het draagt de aminozuren aan naar de ribosomen.
B.
Het zet de comlementaire codons aan een ander RNA.
C.
Het zorgt volledig voor de eiwitsynthese.
D.
Het geeft de ribosomen het signaal om de eiwitsynthese te starten.
2. 
Waarom zijn 2 codeletters per codon niet voldoende voor de genetische code op te bouwen?
A.
Met 2 codeletters kan je maar 16 "woordjes" vormen, terwijl er minstens 20 nodig zijn.
B.
Met 2 codeletters kan je niet alle nucleotiden A,C,G en U vormen.
C.
Met 2 codeletters kan je geen 20 aminozuren opbouwen.
3. 
Bij een transplantatiepatiënt met een ruilnier gaan de prote˙inen van de niercellen na enige tijd ten gronde. Ook hier worden ze snal door andere vervangen. Volgens welke code? Die van de transplantatiepatiënt of die van de donor?
A.
Volgens de code van de donor omdat het DNA in de cellen niet vervangen wordt.
B.
Volgens de code van de patiënt omdat het DNA in zijn cellen niet vervangen wordt.
C.
Volgens de code van de patiënt omdat hij nu wel een functionerende nier heeft.
D.
Volgens de code van de donor omdat de patiënt nog steeds een nierpatiënt is.