isotopen en nuclidenkaartVersión en línea onderdeel van online lespakket por Manfred Molin 1 Alle isotopen van Uranium hebben: a Hetzelfde protonental Z en hetzelfde nucleonental (atoommassa nummer) A b Een verschillend protonental Z en hetzelfde nucleonental A c Een verschillend protonental Z en een verschillend nucleonental A d Hetzelfde protonental Z en een verschillend nucleonental A 2 Als een element meer nucleonen heeft neemt de relatieve hoeveelheid neutronen af. a waar b niet waar 3 Alleen bij de lichtere stabiele elementen tot een nucleonental van 20, is het neutronental veelal gelijk aan het protonental. a waar b niet waar 4 Alle kernen met een nucleonental groter dan 82 zijn instabiel. a waar b niet waar 5 In de natuur zijn er ongeveer 3100 nucliden die stabiel zijn a waar b niet waar Uitleg 1 Elke isotoop van een element heeft hetzelfde protonental. Het nucleonental is verschillend 2 Een element met meer nucleonen heeft relatief meer neutronen nodig om de kern bij elkaar te houden. 3 Bij elementen met een nucleonental groter dan 20 zijn er meer neutronen nodig om de kerndeeltjes bij elkaar te houden. 4 De elementen met een protonental groter dan 82 zijn instabiel. 5 Er zijn ongeveer 300 sabiele nucliden van de 3100 gekende nucliden.