De
geeft
aan
hoeveel
concurrentie
er
is
op
een
abstracte
markt
en
hoe
die
concurrentie
eruit
ziet
.
Dat
verschilt
per
markt
.
De
marktvorm
hangt
af
van
het
aantal
aanbieders
,
van
de
aard
van
het
product
(
homogeen
of
)
,
van
de
doorzichtigheid
en
van
de
mate
waarin
toetreding
door
nieuwe
bedrijven
mogelijk
is
.
Als
er
veel
aanbieders
zijn
,
ontstaat
er
als
snel
concurrentie
:
aanbieders
proberen
elkaar
klanten
af
te
nemen
.
Bij
een
homogeen
product
let
de
klant
vooral
op
de
prijs
,
hij
koopt
het
bij
de
goedkoopste
aanbieder
.
Het
gevolg
is
dat
alle
aanbieders
dezelfde
(
lage
)
prijs
vragen
.
De
prijs
op
een
markt
met
de
marktvorm
concurrentie
wordt
bepaald
door
de
vrije
werking
van
de
wet
van
vraag
en
aanbod
.
Deze
marktvorm
is
doorzichtig
,
toetreding
is
makkelijk
.
Bij
een
markt
waarop
veel
aanbieders
concurreren
met
een
heterogeen
product
,
maakt
het
de
klant
wél
uit
bij
welke
aanbieder
hij
koopt
.
Aanbieders
concurreren
met
allerlei
middelen
:
reclame
,
service
,
prijs
,
enzovoort
.
Deze
marktvorm
heet
concurrentie
.
Zo'n
markt
is
minder
doorzichtig
vanwege
de
verschillen
tussen
de
producten
.
De
toetreding
wordt
daardoor
lastiger
.
Als
er
weinig
aanbieders
zijn
van
een
product
lukt
het
beter
om
prijsconcurrentie
te
vermijden
.
De
marktvorm
is
dan
.
De
aanbieders
concurreren
met
andere
middelen
dan
de
prijs
:
non
-
price
competition
.
Deze
markt
is
ondoorzichtig
,
de
toetreding
is
moeilijk
.
Als
het
product
homogeen
is
,
spreek
je
van
een
homogeen
oligopolie
.
Bij
een
heterogeen
product
heb
je
te
maken
met
een
heterogeen
oligopolie
.
De
markt
voor
een
product
dat
bij
één
enkele
aanbieder
te
koop
is
,
heeft
de
marktvorm
.
Een
markt
met
monopolie
is
ondoorzichtig
en
toetreding
is
erg
moeilijk
.
Bedrijven
die
een
kartel
vormen
,
spreken
onderling
af
om
de
concurrentie
te
beperken
.
Kartels
zijn
tegenwoordig
verboden
,
de
houdt
daar
toezicht
op
.
Bij
een
spreken
bedrijven
een
vaste
prijs
af
voor
een
product
.
Bij
een
productiekartel
proberen
zij
de
prijs
omhoog
te
krijgen
door
minder
te
produceren
.
Bij
een
spreken
bedrijven
onderling
af
wie
welke
klant
mag
bedienen
.
Concurrentie
kun
je
ruim
of
smal
opvatten
.
Concurrentie
tussen
bedrijven
binnen
dezelfde
bedrijfstak
is
bedrijfs
-
of
merkconcurrentie
.
Binnen
één
bedrijfstak
kun
je
ook
productvormconcurrentie
tegenkomen
:
een
bedrijf
probeert
dan
met
een
bepaald
type
van
het
product
meer
klanten
te
winnen
ten
koste
van
de
concurrenten
.
Concurrentie
kan
ook
komen
van
ondernemingen
buiten
de
bedrijfstak
.
Generieke
concurrentie
vindt
plaats
tussen
ondernemingen
met
verschillende
producten
die
in
dezelfde
behoefte
kunnen
voorzien
.
Deze
producten
zijn
elkaars
substituut
.
Op
het
niveau
van
zijn
alle
bedrijven
elkaars
concurrent
.
Ze
proberen
een
zo
groot
mogelijk
deel
van
de
uitgaven
van
de
consument
te
krijgen
.
Wil
je
een
marktaandeel
bepalen
,
of
begrijpen
,
dan
heb
je
informatie
nodig
over
het
product
(
productklasse
,
productgroep
of
productvorm
)
,
over
de
tijdsperiode
en
over
de
geografische
omvang
van
de
markt
waar
het
om
gaat
.
Je
moet
ook
weten
of
het
over
afzet
of
omzet
gaat
.
Om
het
te
berekenen
,
neem
je
de
afzet
van
een
onderneming
als
percentage
van
de
afzet
op
de
totale
abstracte
markt
.
De
is
de
onderneming
met
het
grootste
marktaandeel
op
een
abstracte
markt
.
Een
volgt
een
aanvalsstrategie
en
probeert
zelf
marktleider
te
worden
.
Een
volgt
een
ontwijkstrategie
door
het
beleid
van
de
marktleider
te
volgen
en
zo
het
marktaandeel
op
peil
te
houden
.
Ook
een
volgt
een
ontwijkstrategie
door
zich
op
een
kleinere
,
precieze
doelgroep
te
richten
en
die
zo
goed
mogelijk
te
bedienen
.
Een
verdedigingsstrategie
is
erop
gericht
om
toetreding
moeilijk
te
maken
.