Relacionar Columnas Das niederlaendische Verb 'hebben'.Versión en línea ik heb, hij heeft, usw. por J. T.B. 1 ihr habt 2 Sie haben 3 Hast du? 4 er hat 5 sie haben 6 wir haben 7 es hat 8 ich habe 9 sie hat 10 du hast ik heb we/wij hebben het heeft u hebt/heeft je/jij hebt ze/zij heeft Heb je/jij? hij heeft jullie hebben ze/zij hebben