The Spanish ChallengeVersión en línea Thema: gesprek in de kledingwinkel por Carolina Diaz 1 Vertaal: bufanda a Sjaal b Riem c Tas 2 Vertaal: mochila Kies één of meerdere antwoorden a Cinturon b Stropdas c Rugtas d Tas 3 Vertaal: gorra Kies één of meerdere antwoorden a Pet b Hoed c Muts 4 Vertaal: Falda a Jurk b Rok c T-shirt 5 Vertaal: vestido a Rok b Broek c Jurk 6 Vertaal: el traje a De jurk b Het pak c de broek 7 Vertaal: el jersey a De jurk b De stropdas c De trui 8 Vertaal: Chaqueta a De riem b De jas c De tas d 9 Vertaal: los calcetines a De hemd b De sokken c De broek 10 Vertaal: los vaqueros a De broek b De spijkerbroek c De jurk 11 Vertaal: la camisa a De hemd b De blouse c De jas 12 Vertaal: las botas a De schoenen b De sportschoenen c Laarzen 13 Vertaal: zapatos deportivos a Laarzen b Sportschoenen c De trainingspak 14 Vertaal: las sandalias a De schoenen b De laarzen c De sandalen 15 Vertaal: las chanclas a De sandalen b De slippers c De schoenen 16 Vertaal: bañador a Broek b Zwempak c Bikini 17 Vertaal: toalla a Broek b Zwembroek c Het handdoek 18 Vertaal: anillo a Ring b Armband c Ketting 19 Vertaal: reloj a Armband b Horloge c Ketting 20 Vertaal: gafas a Ketting b Hoed c Bril 21 Vertaal: ¿Qué desea? a Waar is de paskamer? b Wat wenst u? c Welke maat? 22 Vertaal: ¿De qué talla? a Wat is de maat? b Wat is de kleur? c Wat is de prijs? 23 Je wilt een broek kopen. Welke zin is correct? Kies één of meerdere antwoorden a Yo quiero un pantalón b De talla M c Me queda muy bien 24 Je zoekt de paskamer. Wat vraag je aan de verkoper? a ¿Cuánto cuesta? b ¿Qué desea? c ¿Dónde están los probadores? 25 Als de verkoper zegt: ¿Cómo le queda? Hoe vertaal je deze zin: a Wat wenst u? b Hoe staat het? c Welke maat? 26 Vertaal de zin: Me queda muy bien a Het staat me goed b Maat M c Ik wil graag een broek 27 Hoe zeg je in het Spaans dat je het leuk vindt... a Me queda muy bien b Quiero este pantalón c Me gusta... 28 Hoe vraag je in het Spaans naar de prijs? a ¿Qué desea? b ¿Dónde están los probadores? c ¿Cuánto cuesta? 29 Hoe zeg je in het Spaans dat iets duur is? a Está muy caro b Está muy barato c Está muy bonito d 30 Hoe zeg je lelijk? a Bonito b Feo c Caro 31 Hoe zeg je goedkoop? a Caro b Barato c Bonito
Crear