4
ik ben aan het werken, .... de andere naar tv kijken.
5
Ik eet elke ochtend een gezond ....
6
een (kleur) auto.
7
Ik doe dit op ieder moment = ik doe dit .....
8
Mijn broer is de jongste, ik ben de ....
11
Ik ben op zoek naar mijn sleutels, want ik ben ze al dagen ....