Crear juego
Jugar Test
1. 
De kleine jongen is naar school toe __________ (lopen)
2. 
Er ____________ (gebeuren) hier nooit iets leuks.
3. 
Het heeft erg hard ____________ (regenen) vandaag.
4. 
De jongen _________(schaven) het hout.
5. 
Groep 8 heeft goed __________ (oefenen) met de werkwoorden.
6. 
Lisa ___________ (breien) een paar gekleurde sokken.
7. 
Hoeveel dagen ________(tellen) de maand april?
8. 
Ik _______ (houden) niet zo van spruitjes.
9. 
Pieter _______(worden) altijd als eerste gekozen.
10. 
De hond van de buren heeft al vier dagen niet _________(blaffen)
11. 
Hoe lang heeft Willem III ___________(leven)?
12. 
Anneloes ________ (blijven) heel lang weg.
13. 
_________(worden) jij de nieuwe minister-president?
14. 
De kip heeft zojuist een ei __________ (leggen).