Crear actividad
Jugar Test
1. 
Geef de definitie van farmacokinetiek.
2. 
De tweede fase van de weg dat een geneesmiddel aflegt is...
A.
Opname in het bloed.
B.
De omzetting van het geneesmiddel.
C.
De toediening van het geneesmiddel.
3. 
Waar vindt de omzetting van het geneesmiddel in het lichaam hoofdzakelijk plaats?
A.
Het bloed
B.
Het spijsverteringsstelsel
C.
De lever
4. 
Geef een synoniem voor dosering.
5. 
1 g = ...
A.
100 dg
B.
10 dg
C.
1000 mg
D.
10 cg
6. 
De standaarddosis of gemiddelde dosis is ...
7. 
De dosis die de dood kan veroorzaken is...
A.
Maximale dosis
B.
Toxische dosis
C.
Lethale dosis
8. 
Waarvoor staat de therapeutische breedte?
9. 
Welke vergiftigingsverschijnselen kunnen zich voordoen ten gevolge van een toxische dosis?
10. 
Is de volgende stelling juist of fout? Hoe groter de therapeutische breedte, hoe veiliger het geneesmiddel.
A.
Juist
B.
Fout
11. 
Welke twee parameters kunnen gebruikt worden om de juiste hoeveelheid geneesmiddel te bepalen?
12. 
Waarom vertonen bejaarden sneller vergiftigingsverschijnselen ten gevolge van een ophoping van geneesmiddel.
13. 
Een geneesmiddel met eenzelfde werking onder een nieuwe naam, maar met een eenzelfde effect en 26% goedkoper noemen we...
A.
Magistrale geneesmiddelen
B.
Officinale geneesmiddelen
C.
Generische geneesmiddelen
14. 
Welke twee bijsluiters bestaan er?
15. 
Geneesmiddelen die inwerken op de oorzaak van een ziekte hebben een .... doel.
A.
Etiologisch
B.
Profylactisch
C.
symptomatisch