Crear actividad
Jugar Test
1. 
Wanneer iets nagedaan of nagemaakt wordt met de bedoeling om te spotten.
A.
sarcasme
B.
cliché
C.
parodie
D.
reproductie
2. 
De naam van de groente die wordt beschreven als een kruising tussen bloemkool en broccoli.
A.
romanesco
B.
aardpeer
C.
koolrabi
D.
pastinaak
3. 
Een toevallige gebeurtenis.
A.
een calculatie
B.
een privilege
C.
een incident
D.
een evidentie
4. 
De herkomst van een woord.
A.
de etymologie
B.
de connotatie
C.
de determinant
D.
de esthetiek
5. 
Een woord dat er hetzelfde uitziet en hetzelfde klinkt, maar een andere betekenis heeft.
A.
synoniem
B.
antoniem
C.
homoniem
D.
homofoon
6. 
Een burger die bij verkiezingen meehelpt op een stembureau.
A.
een opgeroepene
B.
een stemteller
C.
een jurylid
D.
een bijzitter
7. 
Een land dat formeel onafhankelijk is, maar in feite gedomineerd wordt door een ander land.
A.
autonome regio
B.
satellietstaat
C.
vazalstaat
D.
administratieve regio
8. 
Erfelijke aandoening die doofblindheid veroorzaakt.
A.
Syndroom van Usher
B.
Syndroom van Down
C.
Syndroom van Asperger
D.
Syndroom van Turner
9. 
Een blijvende boosheid op iemand die jou slecht behandeld heeft.
A.
schadenfreude
B.
melancholie
C.
stockholmsyndroom
D.
rancune
10. 
Het inzetten van emoties om je publiek te overtuigen.
A.
logos
B.
ethos
C.
pathos
D.
mentos
11. 
De middelste waarde in een reeks getallen die gerangschikt zijn naar grootte.
A.
de modus
B.
het gemiddelde
C.
de mediaan
D.
de frequentie
12. 
Overeenstemmend met de klassieke man/vrouw-rollen en -verwachtingen.
A.
gendernormatief
B.
egalitair
C.
stereotiep
D.
paternalistisch