Mensen met een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis zijn ....
A.
onzelfstandig.
B.
perfectionistisch.
C.
ongevoelig voor de gevoelens van anderen.
2.
Mensen met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis zijn buitengewoon wantrouwig tegenover anderen en interpreteren de gedragingen van anderen steevast op de meest negatieve wijze.
A.
Waar
B.
Niet waar
3.
Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis vermijden zoveel mogelijk contact met anderen uit angst voor afwijzing en kritiek.
A.
Waar
B.
Niet waar
4.
Mensen met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis zijn....
A.
impulsief en hebben instabiele relaties.
B.
afstandelijk en hebben weinig emotionele expressie.
C.
wantrouwig en achterdochtig.
5.
Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis slagen er niet in zich te voegen naar maatschappelijke normen en over wat volgens de wet is toegestaan
A.
Waar
B.
Niet waar
6.
De kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis zijn....
A.
instabiliteit in relaties, het zelfbeeld en van het affect, en een duidelijke impulsiviteit
B.
sociale geremdheid en overgevoelig voor kritiek.
C.
onderdanig en aanklampend.
7.
Een histrionische persoonlijkheidsstoornis noemde vroeger...
A.
een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.
B.
een obsessief-compulsieve stoornis.
C.
een theatrale persoonlijkheidsstoornis.
8.
Mensen met een vermijdende persoonlijkheidsstoornis zijn sociaal geremd , ervaren gevoelens van tekortschieten en zijn extreem gevoelig voor een negatief oordeel van iemand anders.
A.
Waar
B.
Niet waar
9.
Mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis kunnen erg bijgelovig zijn ex extreem bezig met paranormale verschijnselen.
