Crear actividad
Jugar Test
1. 
De lamp stopte ineens met schijnen.
A.
werkwoordelijk gezegde
B.
naamwoordelijk gezegde
2. 
Ben je ziek geweest?
A.
werkwoordelijk gezegde
B.
naamwoordelijk gezegde
3. 
Gisteren was die sneeuwpop nog prachtig.
A.
werkwoordelijk gezegde
B.
naamwoordelijk gezegde
4. 
We hebben een safaritocht gemaakt.
A.
werkwoordelijk gezegde
B.
naamwoordelijk gezegde
5. 
Het meisje heeft nog nooit in een auto gezeten.
A.
werkwoordelijk gezegde
B.
naamwoordelijk gezegde