Gelijkwaardige breuken: breuken zijn gelijkwaardig als ze van eenzelfde grootheid hetzelfde deel uitdrukken.
Gelijknamige breuken: breuken zijn gelijknamig als ze dezelfde noemer hebben.
Onvereenvoudigbare breuken: Als de breuk herleid is tot haar eenvoudigste vorm.
Tiendelige of decimale breuk: een breuk met noemer 10 pf een veelvoud van 10, het cijfer 0 niet inbegrepen.
Stambreuk: breuk met teller 1.
Vereenvoudigbare breuken: de breuk kan worden vervangen door een gelijkwaardige breuk met kleinere termen.
Echte breuken: Een breuk waarvan de teller kleiner is dan de noemer.
Onechte breuken: de teller is groter of gelijk aan de noemer.
2/3 = 4/6 = 8/12
5/8, 3/8
2/9, 5/2
1/3, 1/5
2/3, 4/9
6/12, 3/6
5/3, 6/5
3/10, 153/100