____________________
(
0
-
1
jaar
)
Het
basisconflict
gaat
tussen
fundamenteel
____________________
versus
____________________
waarin
het
jonge
kind
bijvoorbeeld
moet
leren
dat
de
moeder
niet
altijd
aanwezig
is
,
maar
wel
altijd
terugkomt
als
ze
weggaat
.
____________________
(
1
-
3
jaar
)
Het
kind
leert
zichzelf
kennen
als
een
wezen
met
zekere
zelfstandigheid
.
Het
streeft
naar
____________________
,
maar
____________________
over
de
eigen
capaciteiten
.
Kleuter
(
4
-
5
jaar
)
Tijdens
dit
stadium
leert
het
kind
zichzelf
kennen
als
een
persoon
en
leert
dat
het
initiatieven
kan
ontplooien
.
Dit
____________________
kan
in
conflict
komen
met
het
____________________
(
als
het
initiatief
vervelende
gevolgen
heeft
)
.
____________________
(
6
-
12
jaar
)
Dit
is
de
tijd
dat
een
kind
in
alle
menselijke
culturen
een
fundamentele
scholing
krijgt
.
Het
conflict
kenmerkt
zich
door
de
strijd
tussen
____________________
en
____________________
.