Ik heb de bus gemist.
Ik ben ziek.
Ik sta in de file.
Ik heb een platte band.
Mijn auto start niet.
Ik blijf vandaag thuis.
Ik heb geen kinderopvang.
Ik moet naar een begrafenis.
Ik ben te laat.
Sorry, ik kan niet komen vandaag.