Crear actividad
Jugar Test
1. 
Ik selecteer een liedje.
A.
Ik kies een liedje.
B.
Ik zoek een liedje.
C.
Ik luister naar een liedje.
D.
Ik maak een liedje.
2. 
Ik verricht mijn taak.
A.
Ik kijk naar mijn taak.
B.
Mijn taak is klaar.
C.
Ik doe mijn taak.
3. 
Zowel het boek als de film was goed.
A.
Geen van beide
B.
Allebei (boek en film)
C.
Het boek wel, de film niet
D.
Het boek niet, de film wel
4. 
Behalve Jan, had iedereen een cadeau gekocht.
A.
Jan had geen cadeau.
B.
Jan had een supermooi cadeau.
C.
Jan had een slecht cadeau.
5. 
Eva en Emma hebben gemeenschappelijke vrienden.
A.
Ze zijn goede vriendinnen.
B.
Ze hebben verschillende vrienden.
C.
Ze hebben dezelfde vrienden.
D.
Ze hebben geen vrienden.
6. 
David blijkt de dader.
A.
De dader is dood.
B.
David is de dader.
C.
David heeft de dader gevonden.
D.
David lijkt op de dader.