Ook
zijn
zoon
koning
____________________
____________________
wilde
zijn
macht
behouden
.
Maar
in
1848
braken
er
in
veel
Europese
landen
____________________
uit
.
In
Frankrijk
werd
de
koning
afgezet
en
ook
onze
koning
vreesde
voor
zijn
troon
.
Hij
veranderde
daarom
op
13
maart
1848
van
de
ene
op
de
andere
dag
van
mening
en
liet
een
groep
onder
leiding
van
de
liberaal
____________________
een
nieuwe
grondwet
(
=
____________________
)
maken
.
Wat
waren
de
belangrijkste
onderdelen
van
deze
nieuwe
grondwet
van
1848
:
1
.
Iedereen
kreeg
dezelfde
basisrechten
=
____________________
:
Vrijheid
van
____________________
.
Vrijheid
van
____________________
.
Vrijheid
van
____________________
.
Vrijheid
van
drukpers
Vrijheid
van
vereniging
en
vergadering
.
2
.
De
koning
kreeg
minder
te
zeggen
maar
werd
wel
____________________
.
De
ministers
werden
____________________
voor
het
gedrag
en
uitspraken
van
de
vorst
.
3
.
De
ministers
waren
niet
meer
verantwoording
schuldig
aan
de
koning
maar
aan
het
____________________
dit
principe
heet
____________________
verantwoordelijkheid
.
Het
parlement
kon
ministers
ter
verantwoording
roepen
en
ze
eventueel
vragen
om
af
te
treden
(
motie
van
____________________
)
.
Niet
de
koning
maar
het
____________________
moest
voortaan
nieuwe
wetten
,
de
begroting
en
verdragen
met
andere
landen
goedkeuren
.
4
.
Elke
____________________
jaar
zouden
er
nieuwe
verkiezingen
zijn
voor
de
Tweede
kamer
.
De
Tweede
kamer
zou
voortaan
____________________
gekozen
worden
door
de
burgers
via
een
____________________
(
uitleg
volgt
later
)
.
In
eerste
instantie
mochten
alleen
mannen
die
een
bepaald
bedrag
aan
belasting
betaalden
stemmen
,
dit
heet
____________________
.
5
.
De
____________________
Kamer
werd
vanaf
1848
____________________
gekozen
.
Eerst
stemden
burgers
wie
er
in
de
____________________
____________________
kwamen
Daarna
kozen
deze
mensen
de
leden
van
de
____________________
Kamer
.
6
.
De
grondwetsherziening
van
1848
bracht
ook
de
begrotingsprocedure
zoals
wij
die
nu
nog
kennen
.
De
____________________
(
zijn
de
geplande
uitgaven
van
de
regering
)
wordt
jaarlijks
vastgesteld
en
de
regering
dient
hiervoor
een
voorstel
in
bij
de
kamers
.
Via
het
budgetrecht
machtigen
de
beide
kamers
de
regering
uitgaven
te
doen
.