Crear actividad
Jugar Test
1. 
Op welke laag van het OSI-model werkt het Internet Protocol?
A.
Application layer
B.
Transport layer
C.
Network layer
D.
Data link layer
2. 
Welke uitspraken zijn correct?
A.
een IPv4-adres uit 32 bits
B.
IPv4-adres wordt genoteerd als vier decimale getallen tussen 0 en 255, gescheiden door een dubbele punt
C.
Er zijn 2³² verschillende adressen mogelijk met IPv4.
D.
IPv4 wordt niet meer gebruikt.
3. 
Welke uitspraken zijn correct?
A.
NAT betekent Network Adress Transcription
B.
Een router heeft een intern en een extern IPv4-adres
C.
Bij IPv6 is NAT overbodig
D.
NAT is nodig omdat er bij IPv4 te weinig IP-adressen zijn
4. 
Welke van deze adressen zijn private IP-adressen?
A.
192.168.0.1
B.
172.168.0.1
C.
172.16.17.18
D.
10.10.10.10
5. 
Ik gebruik het subnetmasker 255.255.255.224. Hoeveel IP-adressen zijn er dan mogelijk in mijn subnet?
A.
255
B.
224
C.
64
D.
32
6. 
Welke uitspraken zijn correct?
A.
Een IPv6-adres is 128 bits lang
B.
Een IPv6 adres wordt genoteerd in 8 groepen van 4 decimale getallen
C.
Met IPv6 kan je ongeveer 4 miljard verschillende IP-adressen toewijzen.
D.
::0370:7344 is een correct IPv6-adres.
7. 
Welke info wordt opgenomen in een IPv6-header?
A.
Source Address
B.
Destination Address
C.
Time to Live (TTL)
D.
Hop Limit (HL)
8. 
Hoeveel apparaten kunnen op dit netwerk aangesloten worden?