Crear actividad
Jugar Test
1. 
Bij bewerkingen met breuken moet je altijd eerst vereenvoudigen.
A.
juist
B.
fout
2. 
Bij het vermenigvuldigen van breuken moeten we eerst gelijknamig maken.
A.
juist
B.
fout
3. 
Bij het optellen van breuken moeten we eerst gelijknamig maken.
A.
juist
B.
fout
4. 
Bij het aftrekken van breuken moeten we niet gelijknamig maken.
A.
juist
B.
fout
5. 
Bij het vermenigvuldigen van breuken moeten we ook schuin vereenvoudigen.
A.
juist
B.
fout
6. 
Bij het delen van breuken moeten we eerst gelijknamig maken.
A.
juist
B.
fout
7. 
Delen door een breuk is vermenigvuldigen met de omgekeerde breuk.
A.
juist
B.
fout
8. 
Bij het vermenigvuldigen van breuken vermenigvuldigen we de teller met de teller en de noemer met de noemer.
A.
juist
B.
fout
9. 
De nulde macht van een breuk is altijd 1.
A.
juist
B.
fout
10. 
Om de vierkantswortel van een breuk te nemen, neem je de vierkantswortel van de teller.
A.
juist
B.
fout
11. 
De eerste macht van een breuk is de breuk zelf.
A.
juist
B.
fout