Als je weet dat de winkelprijs van een inktcartridge € 27.00 is. Hoeveel betaal je dan nog met deze aanbieding ? (enkel bedrag, geen €-teken)
2.
Hoeveel betaal je voor twee inktcartridges in de winkel als je gebruik maakt van onderstaande aanbieding en één cartridge € 27.00 kost ? (enkel bedrag, geen €-teken
3.
Hoeveel betaal je voor 2 inktcartridges als je gebruik maakt van deze aanbieding en je weet dat één cartridge € 27.00 kost ? (enkel bedrag, geen €-teken)
4.
Hoeveel betaal je nog voor een stijltang van € 68.80 met onderstaande aanbieding ? (enkel bedrag, geen €-teken)
5.
Hoeveel betaal je in deze zaak nog voor een bus autowax van € 28.60 ? (enkel bedrag, geen €-teken)
6.
Hoeveel betaal je in deze zaak voor een skijas van € 268.80 ? (enkel bedrag, geen €-teken)
7.
Vader is aan een nieuw scheermesje toe. Hij ziet de aanbieding en koopt twee scheermejses van € 14.90. Hoeveel betaalt hij ? (enkel bedrag, geen €-teken)
8.
Voor voedingswaren is de BTW 6%. Aan hoeveel moet de handelaar zijn groentenpakket van € 28.60 verkopen ? (enkel bedrag, geen €-teken)
9.
Op meubelen betalen we 21% BTW. Hoeveel kost deze stoel van € 46.90 ons dan in de winkel ? (enkel bedrag, geen €-teken)
10.
Vroeger bestond er een luxebelasting voor luxeproducten, die bedroeg 33%. Hoeveel zou deze Ferrari toen gekost hebben als je weet dat de prijs zonder BTW € 209 774.00 bedraagt ? (enkel bedrag, geen €-teken)