Crear actividad
Ico create Educaplay Crear actividad
Todas las actividades
Jugar Test
1. 
Het is Valentijn en de rode rozen verkopen als zoete broodjes.
A.
De prijs stijgt.
B.
De prijs daalt.
2. 
Door robots in te zetten kan men goedkoper produceren.
A.
De prijs stijgt.
B.
De prijs daalt.
3. 
Iedereen wil op skivakantie in de krokusvakantie.
A.
De vraagcurve verschuift naar links.
B.
De vraagcurve verschuift naar rechts.
C.
De aanbodcurve verschuift naar links.
D.
De aanbodcurve verschuift naar rechts..
4. 
Door de klimaatveranderingen wordt het moeilijker om kwaliteitsvolle wijn te produceren.
A.
De vraagcurve verschuift naar links.
B.
De vraagcurve verschuift naar rechts.
C.
De aanbodcurve verschuift naar links.
D.
De aanbodcurve verschuift naar rechts..
5. 
Door het warme weer zijn er veel meer tomaten op de markt.
A.
De vraagcurve verschuift naar links.
B.
De vraagcurve verschuift naar rechts.
C.
De aanbodcurve verschuift naar links.
D.
De aanbodcurve verschuift naar rechts..
6. 
Er opent een nieuw restaurant op de markt, net naast een bestaand restaurant.
A.
De prijs stijgt.
B.
De prijs daalt.
7. 
Na een staking krijgen werknemers een loonsverhoging. De loonkost voor de werkgevers is dus verhoogd.
A.
De vraagcurve verschuift naar links.
B.
De vraagcurve verschuift naar rechts.
C.
De aanbodcurve verschuift naar links.
D.
De aanbodcurve verschuift naar rechts..
8. 
De belasting op lonen wordt verlaagd.
A.
De vraagcurve verschuift naar links.
B.
De vraagcurve verschuift naar rechts.
C.
De aanbodcurve verschuift naar links.
D.
De aanbodcurve verschuift naar rechts..
9. 
Villa's niet meer in trek op de immobiliënmarkt.
A.
De prijs stijgt.
B.
De prijs daalt.
10. 
Het aantal leveranciers van maaltijdboxen neemt sterk toe.
A.
De prijs stijgt.
B.
De prijs daalt.