1
Lisa houdt van (paard + bloem). Wat is jouw favoriete bloem?
2
Joshua wil naar de (boek + beurs) op zondag. Hij wil graag naar de voorstelling van Marc de Bel.
3
Wanneer is de (klas + raad) ook alweer op jouw school? Is dat volgende week?
4
Hij zal nooit die (aap + streken) afleren volgens mij.
5
Je moeder heeft een nieuwe (pan + set) gekocht. Zeg tegen haar dat je het mooi vindt.
6
Mark wil graag een nieuw boek voor zijn verjaardag. Zullen we hem een (boek + bon) geven?
7
Het regent nu al (dag + lang). Ik word er gek van!