1
.
De
jongen
____________________
fit
was
ging
zwemmen
in
de
Leie
.
2
.
Het
leuke
speelplein
____________________
kapot
is
,
wordt
afgebroken
.
3
.
Het
sterke
meisje
____________________
gevallen
was
in
de
turnles
,
kon
niet
meer
meedoen
.
4
.
Alle
mensen
____________________
ziek
zijn
,
moeten
binnen
blijven
.
5
.
De
winkel
om
de
hoek
____________________
een
maand
gesloten
was
,
is
nu
weer
open
.
6
.
De
kleine
hondjes
____________________
net
geboren
zijn
worden
eerst
onderzocht
.
7
.
Sommige
borden
____________________
mama
kocht
zijn
kapot
.
8
.
Dit
is
een
boek
____________________
ik
echt
heel
graag
wil
hebben
.
9
.
De
huizen
____________________
gebouwd
werden
in
onze
straat
zijn
al
verkocht
.
10
.
Het
gesprek
____________________
we
gisteren
hadden
deed
me
echt
deugd
.