Crear juego
Jugar Test
1. 
Wat is de versnelling als de beginsnelheid 5 m/s, eindsnelheid 15 m/s, begintijd 0 s en eindtijd 3 s is?
A.
7.5 m/s^2
B.
3.33 m/s^2
C.
2.5 m/s^2
D.
5.0 m/s^2
2. 
Als de versnelling 4 m/s^2 is en de beginsnelheid 10 m/s, wat is dan de eindsnelheid na 5 seconden?
A.
20 m/s
B.
15 m/s
C.
30 m/s
D.
25 m/s
3. 
Bij een versnelling van 2 m/s^2 en eindsnelheid van 25 m/s in 5 seconden, wat is de beginsnelheid?
A.
30 m/s
B.
20 m/s
C.
15 m/s
D.
10 m/s
4. 
Als de versnelling 6 m/s^2 is en de eindsnelheid 36 m/s in 6 seconden, wat is de beginsnelheid?
A.
12 m/s
B.
24 m/s
C.
18 m/s
D.
0 m/s
5. 
Wat is de versnelling als de beginsnelheid 0 m/s, eindsnelheid 20 m/s, begintijd 2 s en eindtijd 5 s is?
A.
3.0 m/s^2
B.
2.5 m/s^2
C.
1.0 m/s^2
D.
5.0 m/s^2
6. 
Wat is de versnelling als de beginsnelheid 10 m/s, eindsnelheid 30 m/s, begintijd 0 s en eindtijd 5 s is?
A.
4 m/s²
B.
8 m/s²
C.
6 m/s²
D.
2 m/s²
7. 
Als de versnelling 2 m/s² is en de beginsnelheid 5 m/s, wat is dan de eindsnelheid na 4 seconden?
A.
7 m/s
B.
9 m/s
C.
11 m/s
D.
13 m/s
8. 
Bij een versnelling van 6 m/s² en een eindsnelheid van 40 m/s in 8 seconden, wat is de beginsnelheid?
A.
4 m/s
B.
10 m/s
C.
2 m/s
D.
6 m/s
9. 
Wat is de eindtijd als de versnelling 3 m/s², beginsnelheid 0 m/s, eindsnelheid 15 m/s en begintijd 0 s is?
A.
4 s
B.
7 s
C.
6 s
D.
5 s
10. 
Als de versnelling 5 m/s² is en de eindsnelheid 25 m/s, wat is dan de begintijd als de beginsnelheid 10 m/s is?
A.
4 s
B.
3 s
C.
5 s
D.
2 s
11. 
Wat is de versnelling als de beginsnelheid 10 m/s, eindsnelheid 30 m/s, begintijd 0 s en eindtijd 5 s is?
A.
4 m/s²
B.
8 m/s²
C.
3 m/s²
D.
6 m/s²
12. 
Als de versnelling 2 m/s² is en de eindsnelheid 20 m/s, wat is dan de begintijd als de beginsnelheid 10 m/s is?
A.
3 s
B.
6 s
C.
5 s
D.
4 s
13. 
Bij een versnelling van 6 m/s² en een begintijd van 2 s, wat is de eindsnelheid na 4 seconden als de beginsnelheid 10 m/s is?
A.
34 m/s
B.
38 m/s
C.
30 m/s
D.
40 m/s
14. 
Wat is de beginsnelheid als de versnelling 5 m/s², eindsnelheid 35 m/s, begintijd 0 s en eindtijd 7 s is?
A.
0 m/s
B.
5 m/s
C.
15 m/s
D.
10 m/s
15. 
Als de versnelling 4 m/s² is en de beginsnelheid 8 m/s, wat is dan de eindsnelheid na 6 seconden?
A.
40 m/s
B.
36 m/s
C.
32 m/s
D.
28 m/s
16. 
Als de begintijd 2 seconden, eindtijd 5 seconden, beginsnelheid 10 m/s en eindsnelheid 30 m/s is, wat is dan de versnelling?
A.
2 m/s^2
B.
3 m/s^2
C.
5 m/s^2
D.
4 m/s^2
17. 
Bij een begintijd van 0 s, eindtijd van 6 s, beginsnelheid van 5 m/s en eindsnelheid van 15 m/s, wat is de versnelling?
A.
1 m/s^2
B.
4 m/s^2
C.
3 m/s^2
D.
2 m/s^2
18. 
Wat is de versnelling als begintijd 3 s, eindtijd 8 s, beginsnelheid 0 m/s en eindsnelheid 40 m/s is?
A.
5 m/s^2
B.
10 m/s^2
C.
8 m/s^2
D.
6 m/s^2
19. 
Bij begintijd 1 s, eindtijd 4 s, beginsnelheid 20 m/s en eindsnelheid 40 m/s, wat is de versnelling?
A.
3 m/s^2
B.
4 m/s^2
C.
6 m/s^2
D.
5 m/s^2
20. 
Als de begintijd 0 s, eindtijd 10 s, beginsnelheid 5 m/s en eindsnelheid 25 m/s is, wat is dan de versnelling?
A.
1 m/s^2
B.
3 m/s^2
C.
2 m/s^2
D.
4 m/s^2
21. 
Bij begintijd 2 s, eindtijd 6 s, beginsnelheid 15 m/s en eindsnelheid 45 m/s, wat is de versnelling?
A.
8 m/s^2
B.
12 m/s^2
C.
10 m/s^2
D.
6 m/s^2
22. 
Wat is de versnelling als begintijd 0 s, eindtijd 5 s, beginsnelheid 10 m/s en eindsnelheid 30 m/s is?
A.
4 m/s^2
B.
3 m/s^2
C.
5 m/s^2
D.
2 m/s^2
23. 
Bij begintijd 4 s, eindtijd 8 s, beginsnelheid 25 m/s en eindsnelheid 45 m/s, wat is de versnelling?
A.
6 m/s^2
B.
4 m/s^2
C.
3 m/s^2
D.
5 m/s^2
24. 
Als de begintijd 1 s, eindtijd 6 s, beginsnelheid 15 m/s en eindsnelheid 45 m/s is, wat is dan de versnelling?
A.
6 m/s^2
B.
4 m/s^2
C.
5 m/s^2
D.
7 m/s^2
25. 
Wat is de versnelling als begintijd 0 s, eindtijd 4 s, beginsnelheid 20 m/s en eindsnelheid 40 m/s is?
A.
3 m/s^2
B.
4 m/s^2
C.
6 m/s^2
D.
5 m/s^2
26. 
Wat is de formule voor het berekenen van arbeid?
A.
Arbeid = Kracht + Afstand
B.
Arbeid = Kracht / Afstand
C.
Arbeid = Kracht x Afstand
D.
Arbeid = Massa x Afstand
27. 
Als de kracht 50 N is en de afstand 10 m, wat is dan de arbeid?
A.
500 J
B.
750 J
C.
100 J
D.
250 J
28. 
Als de massa 5 kg is en de kracht 20 N, wat is dan de versnelling?
A.
25 m/s^2
B.
4 m/s^2
C.
10 m/s^2
D.
15 m/s^2
29. 
Hoeveel arbeid wordt verricht als de kracht 30 N is en de afstand 5 m?
A.
125 J
B.
35 J
C.
150 J
D.
200 J
30. 
Als de arbeid 300 J is en de afstand 15 m, wat is dan de kracht?
A.
25 N
B.
35 N
C.
20 N
D.
30 N
31. 
Als de arbeid 450 J is en de kracht 50 N, wat is dan de afstand?
A.
9 m
B.
10 m
C.
15 m
D.
5 m
32. 
Als een kracht van 50 N een massa van 10 kg over een afstand van 5 m verplaatst, wat is dan de arbeid in joules?
A.
150 J
B.
500 J
C.
250 J
D.
100 J
33. 
Een kracht van 20 N verplaatst een massa van 5 kg over een afstand van 4 m. Wat is de arbeid in joules?
A.
80 J
B.
100 J
C.
60 J
D.
120 J
34. 
Bij een kracht van 30 N en een arbeid van 120 J, wat is de afstand in meters?
A.
4 m
B.
6 m
C.
3 m
D.
5 m
35. 
Als een massa van 8 kg over een afstand van 6 m wordt verplaatst met een arbeid van 240 J, wat is dan de kracht in newton?
A.
60 N
B.
30 N
C.
40 N
D.
50 N
36. 
Wat is de arbeid in joules als een kracht van 25 N een massa van 5 kg over een afstand van 3 m verplaatst?
A.
75 J
B.
100 J
C.
25 J
D.
50 J
37. 
Als een kracht van 50 N een massa van 10 kg over een afstand van 5 m verplaatst, wat is dan de arbeid in joules?
A.
100 J
B.
150 J
C.
200 J
D.
250 J
38. 
Een kracht van 20 N verplaatst een massa van 5 kg over een afstand van 8 m. Wat is de arbeid in joules?
A.
140 J
B.
160 J
C.
120 J
D.
180 J
39. 
Bij een kracht van 30 N en een arbeid van 180 J, wat is de afstand in meters?
A.
5 m
B.
6 m
C.
4 m
D.
7 m
40. 
Als een massa van 8 kg over een afstand van 12 m wordt verplaatst met een arbeid van 240 J, wat is dan de kracht in newton?
A.
20 N
B.
15 N
C.
30 N
D.
25 N
41. 
Bij een massa van 6 kg en een kracht van 40 N, wat is de arbeid in joules over een afstand van 4 m?
A.
180 J
B.
160 J
C.
120 J
D.
140 J
42. 
Als een kracht van 25 N een massa van 5 kg over een afstand van 10 m verplaatst, wat is dan de arbeid in joules?
A.
150 J
B.
200 J
C.
300 J
D.
250 J
43. 
Een kracht van 15 N verplaatst een massa van 3 kg over een afstand van 5 m. Wat is de arbeid in joules?
A.
125 J
B.
75 J
C.
100 J
D.
50 J
44. 
Bij een kracht van 35 N en een arbeid van 140 J, wat is de afstand in meters?
A.
4 m
B.
3 m
C.
6 m
D.
5 m
45. 
Als een massa van 10 kg over een afstand van 6 m wordt verplaatst met een arbeid van 180 J, wat is dan de kracht in newton?
A.
30 N
B.
35 N
C.
25 N
D.
20 N
46. 
Bij een massa van 4 kg en een kracht van 30 N, wat is de arbeid in joules over een afstand van 3 m?
A.
100 J
B.
90 J
C.
75 J
D.
60 J
47. 
Als de massa van een object 5 kg is en de versnelling 2 m/s^2, wat is dan de resulterende kracht in Newton?
A.
12 N
B.
10 N
C.
7 N
D.
5 N
48. 
Een object met een massa van 8 kg heeft een resulterende kracht van 40 N. Wat is de versnelling van het object?
A.
4 m/s^2
B.
5 m/s^2
C.
6 m/s^2
D.
8 m/s^2
49. 
Als een kracht van 15 N wordt toegepast op een object met een massa van 3 kg, wat is dan de versnelling van het object?
A.
6 m/s^2
B.
5 m/s^2
C.
4 m/s^2
D.
3 m/s^2
50. 
Wat is de resulterende kracht op een object met een massa van 10 kg en een versnelling van 4 m/s^2?
A.
30 N
B.
14 N
C.
40 N
D.
24 N
51. 
Een object met een massa van 6 kg ondervindt een kracht van 18 N. Wat is de versnelling van het object?
A.
2 m/s^2
B.
5 m/s^2
C.
3 m/s^2
D.
4 m/s^2
52. 
Als de massa 5 kg is en de versnelling 2 m/s², wat is dan de resulterende kracht in Newton?
A.
10 N
B.
5 N
C.
7 N
D.
12 N
53. 
Een kracht van 20 N wordt uitgeoefend op een massa van 4 kg. Wat is de versnelling van het object?
A.
3 m/s²
B.
10 m/s²
C.
5 m/s²
D.
8 m/s²
54. 
Bij een versnelling van 4 m/s² en een kracht van 16 N, wat is de massa van het object?
A.
8 kg
B.
6 kg
C.
4 kg
D.
2 kg
55. 
Als de massa 3 kg is en de kracht 15 N, wat is dan de versnelling van het object?
A.
10 m/s²
B.
5 m/s²
C.
3 m/s²
D.
7 m/s²
56. 
Bij een kracht van 25 N en een versnelling van 5 m/s², wat is de massa van het object?
A.
5 kg
B.
7 kg
C.
3 kg
D.
10 kg
57. 
Als de massa 5 kg is en de versnelling 2 m/s², wat is dan de resulterende kracht in Newton?
A.
10 N
B.
5 N
C.
15 N
D.
20 N
58. 
Welke kracht is vereist om een massa van 10 kg een versnelling van 3 m/s² te geven?
A.
30 N
B.
40 N
C.
10 N
D.
20 N
59. 
Bij een kracht van 50 N en een massa van 5 kg, wat is de versnelling in m/s²?
A.
5 m/s²
B.
15 m/s²
C.
20 m/s²
D.
10 m/s²
60. 
Als de versnelling 4 m/s² is en de kracht 16 N, wat is dan de massa in kg?
A.
4 kg
B.
8 kg
C.
2 kg
D.
6 kg
61. 
Wat is de kracht die een massa van 8 kg een versnelling van 6 m/s² geeft?
A.
48 N
B.
60 N
C.
24 N
D.
36 N
62. 
Bij een massa van 3 kg en een kracht van 15 N, wat is de versnelling in m/s²?
A.
5 m/s²
B.
10 m/s²
C.
3 m/s²
D.
7 m/s²
63. 
Welke massa heeft een versnelling van 2 m/s² bij een kracht van 10 N?
A.
3 kg
B.
8 kg
C.
2 kg
D.
5 kg
64. 
Als de kracht 25 N is en de massa 5 kg, wat is dan de versnelling in m/s²?
A.
2 m/s²
B.
10 m/s²
C.
8 m/s²
D.
5 m/s²
65. 
Wat is de kracht die een massa van 6 kg een versnelling van 4 m/s² geeft?
A.
30 N
B.
12 N
C.
18 N
D.
24 N
66. 
Bij een versnelling van 3 m/s² en een kracht van 9 N, wat is de massa in kg?
A.
3 kg
B.
6 kg
C.
4 kg
D.
2 kg