Een goede kennis van de ondergrond
is belangrijk om
A.
voor elk bouwwerk de juiste funderingsmethode vast te stellen.
B.
differentiële zetting op te merken.
C.
een exacte inschatting van de heterogeniteit van de ondergrond te kunnen maken.
D.
de dikte van draagkrachtige grond te controleren.
2.
Het doel van een dergelijk grondonderzoek is:
A.
onderzoek van de draagkracht van de grond aan de oppervlakte en bepalen van het draagvermogen van de dieper gelegen grondlagen
B.
bepaling van de ligging van de grondwaterspiegel
C.
onderzoek van de grondsoort aan de hand van de eigenschappen die men kan bepalen
3.
Welke van onderstaande methoden verkies je als je grondonderzoek wil doen ter voorbereiding van de bouw van een huis?
A.
graven van onderzoekputten
B.
onderzoek met een visiteerijzer
C.
diepsondering, aangevuld met boringen en raadpleging van geologische gegevens over de buurt waarin het terrein zich bevindt.
D.
grondboringen
4.
Bekijk de film van min 1:20 - 2:25. Welke van onderstaande doelen kan men bereiken met een grondboring?
A.
mechanische eigenschappen (zoals de grondweerstand) vaststellen.
B.
inzicht verkrijgen in de geologische opbouw van de bodem
C.
de pakking van de grond inschatten.
D.
de diepte van de grondwaterspiegel vaststellen
E.
weten welke de opeenvolging van de verschillende grondsoorten is.
5.
Bekijk de film volledig en beantwoord de vragen 5 - 6.
Vraag 5. De diepsondering heeft tot doel het draagvermogen te bepalen, en dit tot op grote diepte, door...
A.
het opmeten van de ondervonden weerstand tegen indringing van het sondeerapparaat.
B.
een put te boren waaruit stalen van de grond gehaald worden op verschillende dieptes
C.
de puntdruk te meten die uitgeoefend wordt op het meetinstrument
6.
Totale indringingskracht =
A.
kracht van korreldruk + waterdruk
B.
mantelwrijving + waterdruk
C.
puntweerstand + mantelweerstand
D.
puntweerstand + korreldruk
7.
Waarom wordt dieptesondering best aangevuld met grondboring?
A.
Bij heterogene grond kan men niet alleen aan de hand van dieptesonering met zekerheid weten of de grond wel dezelfde is over de hele oppervlakte.
B.
C.
Sommige grondsoorten lijken op het vlak van weerstand te veel op elkaar. Sondering alleen biedt daarom onvoldoende zekerheid over de precieze grondsoort.
8.
Welke van onderstaande beweringen is juist?
A.
Een sonderingsverslag is een hulpmiddel om te bepalen welke fundering er in dit specifiek geval wenselijk is.
B.
Hoe lang de funderingspalen moeten zijn en welke draagkracht ze moeten hebben.
C.
Uit een sonderingsverslag kan men ook altijd de opeenvolging van de verschillende grondlagen afleiden.
D.
op plaatsen waar de puntweerstand klein is en de mantelweerstand± een constante waarde behoudt, zullen er gemakkelijk zettingen optreden.