verticale vervormingen van de grond te wijten aan wijzigingen van verticale spanningen.
B.
de helling waaronder een grond zonder afschuiving blijft bestaan
C.
los opgeworpen grondophopingen die in de loop van de tijd kleiner worden.
3.
Wat wordt op de tekening aangeduid met het teken ȹ ?
A.
hoek van de natuurlijke talud
B.
natuurlijke hellingshoek
C.
inwendige wrijvingshoek
D.
afschuivingshoek
4.
Ik ben op het strand een 'berg' zand aan het maken. Met welk zand kan ik de hoogste berg maken?
A.
met droog zand
B.
met doorweekt zand (met water verzadigd)
C.
met vochtig zand
5.
Met welke grondsoort is mijn natuurlijke talud het steilst?
A.
Met droog rijnzand
B.
met doorweekt duinzand (met water verzadigd)
C.
met doorweekt rivierzand + grind (met water verzadigd)
D.
Met droge klei
6.
Wat gebeurt er als je bij het graven of ophopen van grond de inwendige wrijvingshoek niet respecteert?
A.
de schuine wand zal minder goed bestand zijn tegen spanningsdruk.
B.
de ophoping zal volledig instorten
C.
de glooiing kalft af
7.
Welke van de volgende activiteiten die men doet op bouwwerven wordt gebruikt, is nuttig indien men een steilere helling nodig heeft dan de inwendige wrijvingshoek van een grondsoort toelaat?
A.
een tijdelijke grondkering
B.
open bemaling
C.
elektro-osmose
D.
beschoeiing
E.
afstempelen
F.
berlinerwand
8.
Wanneer men bij uitgravingen of ophogingen een talud wil verwezenlijken met een inwendige wrijvingshoek die groter is dan de hoek van de natuurlijke talud, zal men de talud zijdelings niet hoeven te steunen.