Crear actividad
Jugar Test
1. 
Wat is het symbool van de grootheid kracht?
A.
K
B.
H
C.
F
D.
P
2. 
Wat is de zwaartekracht?
A.
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde alles naar haar middelpunt trekt.
B.
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde alles naar de ruimte duwt.
C.
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde alles naar boven trekt.
D.
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde alles omhoog duwt.
3. 
Wat is een veerkracht?
A.
Een veerkracht is de kracht die ontstaat als je een veer vasthoudt.
B.
Een veerkracht is de kracht die ontstaat als je een veer laat vallen.
C.
Een veerkracht is de kracht die ontstaat als je een veer uitrekt of indrukt.
D.
Een veerkracht is de kracht die ontstaat als je twee veren in elkaar draait.
4. 
Wat is een wrijvingskracht?
A.
Een wrijvingskracht is de kracht die ontstaat als twee voorwerpen naar elkaar toe bewegen.
B.
Een wrijvingskracht is de kracht die ontstaat als twee voorwerpen tegen elkaar botsen.
C.
Een wrijvingskracht is de kracht die ontstaat als twee voorwerpen stil liggen.
D.
Een wrijvingskracht is de kracht die ontstaat als twee voorwerpen langs elkaar bewegen.
5. 
Wat is een magnetische kracht?
A.
Een magnetische kracht is de kracht tussen magneten of tussen een magneet en een ander voorwerp.
B.
Een magnetische kracht is de kracht tussen twee voorwerpen van dezelfde vorm.
C.
Een magnetische kracht is de kracht tussen twee voorwerpen van dezelfde kleur.
D.
Een magnetische kracht is de kracht tussen twee voorwerpen van dezelfde grootte.
6. 
Wat is een spierkracht?
A.
Een spierkracht is de kracht die je ligamenten kunnen uitoefenen.
B.
Een spierkracht is de kracht die je botten kunnen uitoefenen.
C.
Een spierkracht is de kracht die je spieren kunnen uitoefenen.
D.
Een spierkracht is de kracht die je hersenen kunnen uitoefenen.
7. 
Welke kracht hoort bij dit voorbeeld?
A.
spankracht
B.
spierkracht
C.
motorkracht
D.
veerkracht
8. 
Welke kracht hoort bij dit voorbeeld?
A.
spankracht
B.
spierkracht
C.
motorkracht
D.
veerkracht
9. 
Welke kracht hoort bij dit voorbeeld?
A.
spankracht
B.
spierkracht
C.
motorkracht
D.
veerkracht
10. 
Welke kracht hoort bij dit voorbeeld?
A.
spankracht
B.
spierkracht
C.
motorkracht
D.
veerkracht
11. 
Welke kracht hoort bij dit voorbeeld?
A.
luchtwrijvingskracht
B.
spierkracht
C.
motorkracht
D.
schuifwrijvingskracht
12. 
Welke kracht hoort bij dit voorbeeld?
A.
luchtwrijvingskracht
B.
spierkracht
C.
motorkracht
D.
schuifwrijvingskracht
13. 
Welke combinatie van krachten werken in op het voorbeeld in de afbeelding?
A.
luchtwrijvingskracht en spierkracht
B.
spierkracht en spankracht
C.
motorkracht en zwaartekracht
D.
schuifwrijvingskracht en spierkracht
14. 
Welke combinatie van krachten werken in op het voorbeeld in de afbeelding?
A.
luchtwrijvingskracht en zwaartekracht
B.
zwaartekracht en normaalkracht
C.
spankracht en zwaartekracht
D.
schuifwrijvingskracht en magnetische kracht
15. 
Welke combinatie van krachten werken in op het voorbeeld in de afbeelding?
A.
luchtwrijvingskracht en zwaartekracht
B.
zwaartekracht en normaalkracht
C.
spankracht en zwaartekracht
D.
schuifwrijvingskracht en magnetische kracht
16. 
Welke combinatie van krachten werken in op het voorbeeld in de afbeelding?
A.
luchtwrijvingskracht en motorkracht
B.
spankracht en normaalkracht
C.
spierkracht en rolwrijvingskracht
D.
schuifwrijvingskracht en magnetische kracht