1
Proces waarbij waterdruppeltjes verdampen en ijskristallen aangroeien
2
Algemene benaming voor slootmist en zeemist. Het ontstaat als tamelijk warme en vochtige lucht over een koud oppervlak stroomt en daarbij afkoelt tot onder het dauwpunt. De lucht raakt verzadigd met waterdamp, die dan gaat condenseren (1 woord)
3
Ontstaat doordat de bodem warmte uitstraalt, zelf kouder wordt en vervolgens de lucht er vlak boven aan de onderkant afkoelt tot onder de dauwpuntstemperatuur (windsnelheid tussen 1-3 m/s)
4
Bestaat uit ronde, ondoorzichtige korrels van 2-5 mm diameter, die opspringen en op een harde ondergrond kunnen breken
5
Wanneer grotere druppels kleinere druppels inhalen en uiteindelijk als 1 grote druppel uit een wolk vallen
6
De druk die de damp van een stof op de wanden van een gesloten ruimte uitoefent (1 woord)
7
Het kan zowel slaan op sneeuw die valt in gedeeltelijk gesmolten toestand als op smeltende sneeuw op de grond (1 woord)
8
Verminderend zicht door stofdeeltjes en industriële verontreiniging
9
Treedt soms op bij fronten en op andere grenzen tussen twee luchtsoorten met verschillende temperatuur en vochtigheid die in een smalle zone gemengd worden.
10
Geringe neeerslag onder de vorm van kleine sneeuwvlokken bestaande uit zachte, ondoorzichtige, witte, langwerpige korrels met een kleinste diameter van hooguit 2 mm
11
Ontstaat als er regen naar beneden valt die geheel of gedeeltelijk verdampt in de lucht waar hij door valt.
12
Bestaat uit sterk vertakte ijskristallen die samengeklonterd zijn tot vlokken (mag niet meer dan 5°C vriezen)
13
Neerslag onder de vorm van ijskristallen die concentrisch zijn gegroeid door steeds in opwaartse en neerwaartse luchtstromen terecht te komen.
14
Ontstaat wanneer regen, motregen of gedeeltelijk uit vloeibaar water bestaande ijsregen op een weg valt waarvan de temperatuur onder nul is.
15
Wanneer kleine waterdruppeltjes in de atmosfeer leiden tot zichtafname (zicht > 1km)
16
Het doet zich voor als de neerslag volledig smelt tijdens de val naar het aardoppervlak
17
Wanneer ijskristallen worden afgezet op het gras zonder dat er condensatie is opgetreden van de afkoelende lucht
18
Wanneer gecondenseerde druppeltjes afgezet worden op het oppervlak (gebeurt op het vaak op het einde van de nacht)
19
Wanneer kleine waterdruppeltjes in de atmosfeer leiden tot zichtafname (zicht < 1km)
20
Wanneer ijskristallen worden afgezet op het gras nadat er condensatie is opgetreden van de afkoelende lucht
