Hij is van alle markten thuis.
Hij laat zich bij de neus nemen.
Plotseling weggaan zonder dat anderen het weten
Kleur bekennen.
In de wacht slepen.
Niet grote bedraqen geld uitgeven.
Snel weggaan.
Hij weet over alle dingen wat te vertellen.
Als eerste ergens mee beginnen.
Open kaart spelen
Zijn biezen pakken.
Met de noorderzon vertrekken.
Iets bemachtigen voor jezelf.
Hij neemt te veelk hooi op zijn vork.
Hij pakt te veel teglijk aan.
Op de kleintjes letten.
Hij laat zich foppen .
Een duidelijke mening over iets geven.
Alles vertellen wat belangrijk is om te weten.
De spits afbijten.