Crear actividad
Jugar Relacionar Grupos
1. Totale prijs
2. Eenheidsprijs

Je koopt 5 kaarsen voor 15 euro.

Ik kocht een drakenbril voor 8 euro in de winkel.

Ik kocht 10 drakenbrillen voor 80 euro.

Zita koopt 4 drakensnoepen voor 4 euro.

Lisa koopt een flesje magisch water voor 5 euro.

Astor koopt een pot drakenkruid voor 7 euro.