Crear actividad
Jugar Relacionar Grupos
1. Inkoopprijs
2. Verkoopprijs
3. Winst
4. Verlies

De winkelier verkoopt drakenkruid voor 4 euro meer dan dat hij het kocht bij de fabrikant.

De winkelier verkoopt een drakenpak voor 5 euro minder dan dat hij het kocht bij de groothandelaar.

De winkelier kocht een schatkaart voor 18 euro bij de groothandelaar.

Ik kocht een drakenbril voor 8 euro in de winkel.

Bij de fabrikant kocht de winkelier een fles drakenolie voor 5 euro.

De winkelier verkocht de drakenolie voor 2 euro meer dan hij het kocht bij de groothandel.

In de Mediamarkt kocht Lien een drakendvd voor 20 euro.

De winkelier verkocht zijn kaarsen voor 1 euro minder dan dat hij het kocht bij de fabrikant.