1
les Pays-Bas
2
recevoir
3
Met vrienden babbelen = ... avec des amis
4
knutselen
5
choisir
6
Het werkwoord être heeft in de Passé composé als hulpwerkwoord ...
7
Welk voorzetsel gebruik je in het Frans om te zeggen dat je NAAR de Verenigde Staten gaat?
8
Het voltooid deelwoord van het werkwoord 'partir'.
9
Je vais au / en Japon.
10
Nous allons chaque année en / au France.