Crear actividad
Jugar Test
1. 
De gaster ligt ... tov de pancreas
A.
Frontaal
B.
Caudaal
C.
Craniaal
D.
Proximaal
2. 
Bij pronatie
A.
ligt de radius lateraal tegenover de ulna
B.
ligt de ulna lateraal tegenover de radius
C.
ligt de humerus proximaal tegenover de ulna
D.
ligt de radius proximaal tegenover de ulna
3. 
Een holle kromming aan de dorsale zijde van de ruggenwervel noemen we
A.
Kyfose
B.
Lordose
C.
Scoliose
D.
Arthrose
4. 
Van groot naar klein is een dwarsgestreepte spier opgebouwd uit
A.
Spierbuik - spierbundel - spiervezel - spierfibril
B.
Spierbuik - spiervezel - spierbundel - spierfibril
C.
Spierbuik - spierbundel - spierfibril - spiervezel
D.
Spierbuik - spierfibril - spierbundel - spiervezel
5. 
De nervus trigeminus staat in voor
A.
mimiek van het gelaat
B.
gevoel van het gelaat
C.
reuk
D.
zien
6. 
Een ganglion is
A.
een verzameling van cellichamen van neuronen binnen het centraal zenuwstelsel
B.
een verzameling van cellichamen van neuronen ter hoogte van de oksel
C.
een verzameling van cellichamen van neuronen in het ruggenmerg
D.
een verzameling van cellichamen van neuronen buiten het centraal zenuwstelsel
7. 
Hydrocephalie kan ontstaan door
A.
verminderde productie van hersenvocht
B.
verhoogde bloeddoorstroming van de hersenen
C.
verhoogde afvloei van liquor cerebrospinalis
D.
verminderde doorstroom van het spinnenwebvlies
8. 
De maag heeft onder meer als functie
A.
voedsel voortbewegen met de pylorusspier
B.
Bacteriën doden door middel van enzymen in het maagsap
C.
Voedsel opslaan door middel van peristaltische bewegeingen
D.
Eiwitten afbreken door middel van proteïnase
9. 
Galsap
A.
wordt aangemaakt in de galblaas
B.
bevat enzymen die helpen bij de vertering van vetten
C.
wordt in de darm gebracht ter hoogte van de papil van Vater
D.
heeft een functie bij het verteren van eiwitten
10. 
IJzer
A.
Is een vitamine dat belangrijk is voor de opbouw van rode bloedlichaampjes
B.
Is een mineraal dat nodig is voor de opbouw van je botten
C.
Is een belangrijk bestanddeel van hemoglobine
D.
Vind je voornamelijk in aardappelen en margarine
11. 
Een bloedlichaampje dat uit de vena cava superior komt, gaat in de juiste volgorde door
A.
linker atrium - arteria pulmonalis - aorta
B.
rechter atrium - vena pulmonalis - aorta
C.
Mitralisklep - rechter atrium - aorta
D.
linker atrium - tricuspidalisklep - aorta
12. 
In welk van volgende bloedvaten kan je GEEN pulsaties voelen?
A.
arteria subclavia
B.
arteria poplitea
C.
arteria carotis
D.
arteria coronaria
13. 
Welke bewering over bilirubine is correct?
A.
Vrij bilirubine wordt via het galsap in het maag-darmkanaal gebracht
B.
Vrij bilirubine is wateroplosbaar
C.
Geconjugeerd bilirubine is wateroplosbaar
D.
Geconjugeerd bilirubine wordt via de vena lienalis naar de lever getransporteerd
14. 
Diurese
A.
bestaat uit 2 stappen: filtratie en reabsorptie
B.
gebeurt in het lichaampje van Malpighi
C.
Bevat een stap met selectieve reabsorptie in de nierkanaaltjes
D.
Is het filteren van afvalstoffen uit het bloed
15. 
Bij het inademen komt de lucht in de juiste volgorde langs
A.
mondholte - phaynx - larynx - bronchiolen - alveolen
B.
mondholte - larynx - pharynx - bronchiolen - alveolen
C.
neusholte - pharynx - larynx - huig - bronchi
D.
neusholte - larynx - pharynx - stembanden - bronchiolen
16. 
Welke van volgende beweringen over de ademhaling is correct?
A.
Bij borstademhaling trekken de tussenribspieren samen bij uitademen
B.
Bij buikademhaling wordt de thorax naar voren vergroot
C.
Bij buikademhaling wordt de lucht passief in de longen gezogen
D.
Bij borstademhaling wordt de thorax naar boven vergroot
17. 
Bij celademhaling
A.
wordt zuurstof verbrand om glucose te vormen
B.
wordt zuurstof verbrand en koolstofdioxide gevormd
C.
wordt koolstofdioxide gevormd uit de verbranding van water
D.
wordt koolstofdioxide verbrand en energie gevormd