Crear actividad
Jugar Froggy Jumps
1. Met dit voertuig kan men varen.
A
boot
B
auto
C
trein
2. Dit lichaamsdeel gebruik ik om te luisteren (=to listen).
A
oog
B
oor
C
neus
3. Hier koop ik mijn treinticket. (= to buy a treinticket)
A
loket
B
perron
C
spoor
4. Hier wacht ik op mijn trein.
A
spoor
B
perron
C
loket
5. Een trein rijdt op....
A
het spoor
B
de weg
C
het loket
6. Als ik te voet ga, ben ik een...
A
fietser
B
voeter
C
voetganger
7. Ik neem liever de... in plaats van de trap.
A
roltrap
B
trappen
C
trein
8. Dit lichaamsdeel gebruik ik om te kijken/zien. (=to see)
A
oog
B
oor
C
neus
9. Mijn mond heeft 2....
A
tongen
B
wangen
C
lippen
10. Hier moet ik wachten (=to wait) op de bus.
A
bushalte
B
tramhalte
C
perron
11. Dit lichaamsdeel gebruik ik om te ruiken (=to smell).
A
wang
B
neus
C
kin
12. Ik gebruik mijn....om te schrijven. (=to write)
A
hand
B
voet
C
knie
13. Mevrouw Emma heeft bruine....
A
ogen
B
oren
C
wangen
14. Mevrouw Kato heeft blond...
A
hoofd
B
haar
C
kin
15. Ik heb te veel snoep (=candy) gegeten. Ik heb pijn aan mijn...
A
kin
B
buik
C
been
16. Als voetganger moet je oversteken op het...
A
zebrapad
B
fietspad
C
straat
17. Het uurwerk (=watch) draag je rond...
A
knie
B
elleboog
C
pols
18. Ik gebruik mijn....om te proeven (=to taste).
A
tanden
B
tong
C
wang
19. Hoeveel ogen heb ik?
A
1
B
2
C
geen
20. Hoeveel vingers heb ik?
A
5
B
10
C
geen