Crear actividad
Jugar Ordenar Palabras
1. Standaard hoofdzin
ik heb gefietst stad gisteren de in
2. Standaard hoofdzin.
ik Amsterdam wil naar fietsen.
3. Hoofdzin met inversie
in gefietst de ik heb stad gisteren
4. Hoofdzin met inversie
fietsen morgen Amsterdam naar ik ga
5. Hoofdzin met inversie
in Utrecht mooie zijn grachten
6. Hoofdzin met inversie
misschien goed is dat geen idee toch
7. Gesloten vraagzin
je in de stad gisteren gefietst heb
8. Open vraagzin
waar heb je gisteren gefietst
9. Imperatief
Amsterdam fiets naar
10. Hoofdzin & hoofdzin
varen fietsen naar ik Amsterdam Rotterdam naar ga of ga ik
11. Hoofdzin & hoofdzin
naar Rotterdam naar gefietst ben ik Amsterdam ben ik gevaren maar
12. Hoofdzin & conjunctie & bijzin
fietsen zodra regen ga Amsterdam, de ik naar eindelijk opgehouden is
13. Hoofdzin & relatief pronomen & relatieve bijzin
heeft dat huis een dag koop slaapkamers ik drie
14. Hoofdzin & relatief pronomen & relatieve bijzin
hij vriend is die heeft huisarts een
15. Hoofdzin & relatief pronomen & relatieve bijzin
niet houdt mijn die zijn klein van oom huizen
16. Hoofdzin & relatief pronomen & relatieve bijzin
die heel kent huisarts mensen veel Jan zijn
17. Bijzin & hoofdzin met inversie
Amsterdam naar regen eindelijk zodra is ik de ga opgehouden fietsen