Crear actividad
Jugar Ordenar Letras
1. _____ ik koffie zetten?
A L Z
2. _______ we patatje eten in de snackbar?
N L U Z L E
3. 'Ik heb _____.' 'Zullen we vandaag zeevruchten bestellen?'
E R G H O N
4. 'Ik heb _____.' 'Zal ik je een kop thee halen?'
O S D T R
5. 'Hebben we _____ koffie in huis?' 'Nee, we moeten een pakje kopen.'
N O G E G E
6. ________ (alle personen) moet de regels volgen.
E R E I E D N E
7. Er is geen biertje meer. We moeten een nieuw vat ______(open/tap a new keg/ barrel).
N N A A A S L A
8. Één _____ aardolie is 159 liter.
T V A
9. We moeten _____ helpen, samen tegen hem vechten.
A R A L E K
10. Een frietje met een blikje cola en een frikandel, dat is _____ € 8,50.
M N A S E
11. Ik ben vanavond _______ thuis. De anderen zijn naar de bioscoop gegaan.
L E A L N E
12. De soldaten ________ tegen de vijand (=enemy).
E H T C V N E
13. Vitamine D is van ______ (important; = is of interest) voor sterke botten en tanden.
E G A L B N
14. Er waait nu een zeer ______ wind.
E E K S R T
15. Zij was heel ziek. Ze kan die stoel niet tillen; ze is nog erg ______.
A K Z W