18% van de Belgische bevolking is 0 tot 15 jaar oud.
2.
In welk jaar werden deze metingen gedaan? Typ het jaartal.
3.
In welke categorie zitten het meeste mensen?
A.
0 - 15 jaar
B.
16 - 24 jaar
C.
25 - 49 jaar
D.
50 - 64 jaar
4.
Welke informatie krijgen we?
A.
Vakantiebestemmingen bij de Belgen: 90,9% bleef in België, 2,11% ging naar Italië en 1,4% naar Marokko.
B.
De nationaliteit van de mensen die in België wonen: 90,9% is Belg, 2,11% is Italiaan, 1,4% is Marokkaans, 0,97% is Fins en 4,62% heeft nog een andere nationaliteit.
5.
De resultaten kloppen nog, want ze zijn van vorig jaar.
A.
Juist.
B.
Fout.
6.
0,97% van de mensen die in 1997 in België woonden was Fins.
A.
Juist.
B.
Fout.
7.
Welke informatie krijgen we?
A.
De evolutie van het aantal inwoners in België van 1900 tot 2008.
B.
De hoeveelheid eten die de Belgen opeten op een jaar van 1846 tot 2008.
C.
De evolutie van het aantal inwoners in België van 1846 tot 2008.
8.
Wat staat er op de horizontale as?
A.
Het aantal inwoners van België.
B.
De jaartallen waarin de bevolking geteld werd.
9.
Wat staat er op de verticale as?
A.
Het aantal inwoners van België.
B.
De jaartallen waarin de bevolking geteld werd.
10.
Wat betekent die ‘x 1000’ naast de titel?
A.
Dat je het getal dat boven je staafje staat x 1000 moet doen: er waren geen 4 337 mensen maar 4 337 000 mensen in België in 1846.
B.
Dat dit de duizendste keer is dat ze deze meting doen.
11.
Hoe is het aantal mensen geëvolueerd?
A.
Het is gestegen.
B.
Het is gedaald.
12.
In welk jaar was er een daling van het aantal mensen? Typ het jaartal.
