Crear actividad
Jugar Test
1. 
Koolhydraten worden ontleed tot glucose door de
A.
Amylasen
B.
Lipasen
C.
Glucagon
D.
Proteïnasen
2. 
Welke voedingsbestanddelen zijn het voornaamste bij het leveren van energie?
A.
Koolhydraten
B.
Eiwitten
C.
Vetten
D.
Mineralen
3. 
Vetten worden ontleed door
A.
Lipasen en daarna geëmulgeerd (geëmulsifieerd) door galsap
B.
Lipasen na emulgering door galsap
C.
Proteïnasen tot glycerol en vetzuren
D.
Proteïnasen tot verzadigde en onverzadigde vetzuren
4. 
Lipasen worden voornamelijk gevormd in
A.
De lever en het jejunum/ileum
B.
De alvleesklier en lever
C.
De maag en lever
D.
De alvleesklier en jejunum/ileum
5. 
Vet wordt ontleed tot
A.
Glucose en glycerol
B.
Glycerol en vetzuren
C.
Vetzuren en aminozuren
D.
Aminozuren en glucose
6. 
Eiwitten worden ontleed tot
A.
Glucose
B.
Glycerol
C.
Aminozuren
D.
Glycogeen
7. 
Vitamine A heeft een invloed op
A.
De bouw van de huid
B.
De aanmaak van trombine
C.
De stofwisseling van zenuwcellen
D.
De resorptie van calcium in de darmen
8. 
Vitamine A heeft invloed op
A.
Vorming van enkele hormonen
B.
Het gezichtsvermogen
C.
De bloedstolling
D.
De voortplanting
9. 
Hoe wordt het grootste deel van de maag, wat zich direct onder de fundus bevindt, genoemd?
A.
Cardia
B.
Pylorus
C.
Antrum
D.
Corpus
10. 
Uit welk soort weefsel bestaat de tong grotendeels?
A.
Losmazig bindweefsel
B.
Dekweefsel
C.
Dwarsgestreept spierweefsel
D.
Glad spierweefsel
11. 
Wat is de functie van de slokdarm?
A.
Vorming van alkalische verteringssappen
B.
Vorming van zure verteringssappen
C.
Voortgeleidende anti-peristaltische bewegingen
D.
Voortgeleidende peristaltische bewegingen
12. 
Splitsen van eiwitten in de maag gebeurt door
A.
Proteïnasen
B.
Amylasen
C.
Lipasen
D.
Zoutzuur
13. 
De plaats waar de galbuis in het duodenum uitmondt heet
A.
Ductus van Wirsung
B.
Klep van Bauhin
C.
Papil van Vater
D.
Cardia
14. 
Wat is de functie van het colon?
A.
Resorptie van verteringsproducten
B.
Bacteriële productie van vitamine K
C.
Produceren van verscheidene enzymen
D.
Afscheiden van verschillende sappen
15. 
Welke functie heeft de galblaas?
A.
Galsapvorming
B.
Galsapreservoir
C.
Lipasevorming
D.
Vetreservoir
16. 
Calcium is een bouwstof onontbeerlijk voor
A.
Het schildklierhormoon
B.
De enzymen
C.
Het bot
D.
Het hemoblobine