In
de
jaren
na
de
aardschokken
____________________
(
worden
)
Pompeji
een
reusachtig
bouwwerf
.
De
eens
zo
rustige
,
bijna
slaperige
stad
____________________
(
lijken
)
steeds
meer
op
een
mierennest
.
Overal
____________________
(
klonken
)
gehamer
,
zwaarbeladen
ossenkarren
____________________
(
ratelen
)
voorbij
,
beitels
____________________
(
kappen
)
in
marmer
,
zagen
____________________
(
bijten
)
in
hout
,
overbeladen
en
opgejaagde
ezels
en
muilezels
____________________
(
balken
)
uit
protest
.
.
.
Alle
vakmensen
die
in
de
bouw
actief
____________________
(
kunnen
)
zijn
,
zette
(
zetten
)
men
in
.
Architecten
,
metselaars
,
timmerlieden
,
mozaïekleggers
,
marmerbewerkers
,
frescoschilders
.
Men
____________________
(
bakken
)
karrenvrachten
bakstenen
,
dakpannen
en
buizen
en
____________________
(
(
aan
)
voeren
)
hout
voor
het
timmerwerk
aan
.
Het
haventje
van
Pompeji
,
aan
de
monding
van
de
Sarno
,
____________________
(
gonzen
)
van
de
bedrijvigheid
.
Stilaan
____________________
(
groeien
)
een
nieuw
Pompeji
op
het
puin
.
Nee
,
geen
nieuwe
stad
,
want
overal
____________________
(
zijn
)
een
nijpend
gebrek
aan
bouwmaterialen
,
daarom
____________________
(
recupereren
)
men
zoveel
mogelijk
puin
voor
de
wederopbouw
.