Als
dieren
zich
willen
voortplanten
,
moeten
eerst
en
vooral
de
geslachtscellen
bij
elkaar
geraken
(
de
eicel
en
de
zaadcel
)
.
Deze
bevruchting
kan
op
twee
manieren
.
1
)
____________________
____________________
:
hierbij
stoot
het
vrouwtje
eerst
haar
eitjes
uit
,
daarna
komt
het
mannetje
ze
bevruchten
.
Geef
de
klasse
(
n
)
van
de
gewervelde
dieren
die
hieraan
voldoen
:
____________________
____________________
____________________
2
)
____________________
____________________
:
het
mannetje
brengt
zijn
zaadcellen
in
het
vrouwtje
binnen
,
waarna
de
bevruchting
plaatsvindt
.
Eens
de
bevruchting
heeft
plaatsgevonden
,
moet
de
nakomeling
ontwikkelen
,
ook
hier
zijn
2
mogelijkheden
.
We
splitsen
op
naar
plaats
waar
de
nakomeling
ontwikkelt
.
1
)
____________________
____________________
:
meestal
gebeurt
dit
via
het
leggen
van
____________________
.
Soms
moeten
deze
bebroed
worden
,
maar
soms
ook
niet
.
Geef
de
klasse
(
n
)
van
de
gewervelde
dieren
die
hieraan
voldoen
:
____________________
,
____________________
,
____________________
____________________
____________________
2
)
____________________
____________________
:
bij
de
geboorte
is
het
jong
bijna
volledig
ontwikkeld
en
wordt
het
gezoogd
met
melk
.
Geef
de
klasse
(
n
)
van
de
gewervelde
dieren
die
hieraan
voldoen
:
____________________