Ik
loop
door
de
GANG
.
Die
is
erg
____________________
.
Fons
slaat
op
zijn
PINK
.
Hij
huilt
niet
,
hij
is
____________________
.
Onze
buurman
,
meneer
de
KONING
,
houdt
bijen
voor
de
____________________
.
Hansje
zakte
door
de
BANK
,
want
er
brak
opeens
een
____________________
.
Karel
gaat
naar
de
WINKEL
.
Hij
doet
de
deur
open
en
hoort
____________________
.
De
dokter
zegt
tegen
de
JONGEN
.
"
Blaas
een
flink
wat
lucht
uit
je
____________________
.