Jij bepaalt wat hij moet doen.
Mein Handy habe ich vor einem halben Jahr gekauft.
Solange ich mir das leisten kann, ist es okay.
Sonst wäre ich wahrscheinlich schon pleite.
Du bestimmst, was er tun soll.
Ich bin froh, dass ich ein Handy habe.
Ik ben blij dat ik een mobieltje heb.
Zolang ik het me kan veroorloven, is het oké.
Ich möchte gern auf Deutsch chatten.
Ik schrijf voortdurend sms'jes.
Anders zou ik waarschijnlijk al blut zijn.
Ich schreibe ständig SMS.
Mijn mobieltje heb ik een half jaar geleden gekocht.
Wie heeft zin met mij te kletsen?
Jij kiest de kleren uit.
Du suchst die Klamotten aus.
Wer hat Lust, mit mir zu plaudern?
Ik zou graag in het Duits willen chatten.