-
B2: De Negatie
Completar frasesA) Vul in: niet of geen B) Vul in: nog geen of nog niet C) Maak de zinnen negatief
-
B2: Herhaling Pronomen
Froggy JumpsKies het best passende pronomen in de volgende zinnen.
-
B2: Het Samengesteld Substantief
Completar frasesVorm het samengesteld substantief van de gegeven woordparen.
-
B2: Maken of doen
Completar frasesVul de zinnen aan met maken of doen.
-
B2: Herhaling Verba
Completar frasesSchrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum.
-
B2: Het passief
Completar frasesZet in het passief.
-
B2: Relatieve Bijzin
Completar frasesVul het juiste relatieve pronomen in: die, dat, wie of wat.
-
B1: ER constructie
Completar frasesVervolledig met de ER constructie.
-
A2: De duratief
Froggy JumpsDuid de juiste zin in de duratieve vorm aan.
-
De Conditionalis van het Perfectum.
Completar frasesVul in met de conditionalis van het perfectum.
-
De Separabele Verba.
Completar frasesVul het ontbrekende deel in.
-
De Positieverba.
Relacionar ColumnasVul de uitdrukking aan met het juiste positieverba.
-
Het Plusquamperfectum
Ordenar PalabrasZet de zin in het plusquamperfectum.
-
Het Adjectief
Completar frasesZet het adjectief in de juiste vorm.
-
A2: Het Adjectief
Completar frasesVul de juiste vorm van het adjectief in.
-
Het Onbepaald Pronomen
Completar frasesVul in.
-
A2: Het Onbepaald Pronomen
Completar frasesVul in.
-
Het Reflexief en Reciprook Pronomen
Froggy JumpsKies: 'elkaar' of een reflexief pronomen.
-
A2: Reflexief en Reciprook Pronomen
Completar frasesVul in met een reflexief pronomen of reciprook pronomen.
-
(Om) + Te + Infinitief
Completar frasesVul in: te of 0 (In deze oefening is cijfer 0 = niks)
-
De Conditionalis
TestDruk de volgende wensen uit. Maak gebruik van de conditionalis Bv: Ik wens dokter te worden > Ik zou dokter willen worden
-
Het Futurum Exactum
Ordenar PalabrasZet de volgende zinnen in het futurum exactum. Bv: Moeder maakt een grote koek klaar. Moeder zal een grote koek klaargemaakt hebben.
-
Het Futurum Simplex
Ordenar PalabrasZet het verbum in het futurum simplex.
-
De Imperatief
Completar frasesAntwoord op de volgende vragen met zinnen in de imperatief. Zin 1 is een voorbeeldzin.
-
Het Imperfectum
Froggy JumpsVervoeg de regelmatige verba.
-
B2: Het Perfectum
Froggy JumpsKies in de tekst het juiste perfectum.
-
B1: Het Perfectum
Relacionar ColumnasCombineer het perfectum bij de juiste zin.
-
A2: Het perfectum
Ordenar PalabrasZet het perfectum op de juiste plaats.
-
B1: Relatieve Bijzin
Completar frasesVul het juiste relatieve pronomen in: die, dat, wie of wat.
-
A2: Relatieve bijzin
Completar frasesVul het juiste relatief pronomen in: die, dat, wie of wat.
-
B2: Simpele zin
Ordenar PalabrasBouw correcte zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen.
-
B2: Demonstratief pronomen
Completar frasesVul in: die – deze – dat – dit - dezelfde - hetzelfde
-
B2: Possessief pronomen
Completar frasesVul in met het geschikte bezittelijk voornaamwoord.
-
A2: Pluralis
Relacionar GruposZet dezelfde vormen (pluralis of singularis) in de juiste groep. Pas op: tijdslimiet bedraagt 3 minuten.
-
B2: Het artikel
Completar frasesVul het juiste bepaald artikel in: ‘DE’ of ‘HET’.
-
B2: Pluralis
TestGeef het pluralis. Pas op: tijdslimiet bedraagt 3 minuten.
-
B1: Vragend Pronomen
TestGebruik het juiste vragend pronomen.
-
B1: Modale werkwoorden
Completar frasesVul de juiste presensvorm in van het meest logische verbum: ‘mogen, kunnen, moeten, willen’.
-
B1: Simpele zin
Ordenar PalabrasBouw correcte zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen.
-
A1: Het artikel
Completar frasesKies: de of het
-
A2: Het artikel
Completar frasesVul in: de of het.
-
A1: Superlatief (+)
Completar frasesVul de superlatief in.
-
B1: Superlatief
Completar frasesVul de superlatief in.
-
A1: Comparatief (+)
Completar frasesVul de comparatief in.
-
B1: Comparatief
Completar frasesVul de comparatief in.
-
A1: Comparatief en Superlatief 1
Relacionar GruposGroepeer de juiste vormen (adjectief, comparatief en superlatief) bij elkaar.
-
A1: Diminutief 2
Completar frasesVorm het diminutief van de woorden tussen haakjes.
-
A1: Diminutief
Completar frasesGeef het diminutief van de volgende woorden aan!
-
B1: Diminutief
Completar frasesGeef het diminutief van de volgende woorden aan!
-
B1: Pluralis
TestGeef het pluralis.
-
A1: Pluralis
Relacionar GruposZet dezelfde vormen (pluralis of singularis) in de juiste groep.
-
B1: Preposities
Completar frasesVul de juiste prepositie in: aan- in- met - naar- naast - onder - op - tegen - uit
-
A1: Preposities 2
Completar frasesVul de juiste prepositie in: aan- in- met - naar - naast - op - tegen - voor
-
A1: Preposities 1
Relacionar ColumnasCombineer de foto's met de juiste zin.
-
A2: Demonstratief Pronomen
Completar frasesVul in met deze, die, dit of dat. De woorden tussen haakjes duiden de positie aan.
-
A1: Demonstratief Pronomen
Relacionar ColumnasVul in met deze, die, dit of dat.
-
A1: Vragend Pronomen
Completar frasesVul in met: hoelang (2x) - wie - hoe snel - wat - waarom - hoe laat - welk - hoeveel - waar
-
A2: Vragend Pronomen
Ordenar PalabrasStel een vraag over het laatste zinsdeel.
-
A1: Telwoorden
Completar frasesSchrijf de volgende getallen voluit. Voorbeeld: Er zijn 6 ......... bloemen geplant. Er zijn 6 zes bloemen geplant.
-
A2: Telwoorden
TestAntwoord met een getal op de volgende vragen en schrijf het voluit op. Voorbeeld: Hoe warm is het vandaag, denk je? 12 – twaalf graden
-
A2: Hebben en zijn
Completar frasesVul in met een vorm van hebben of zijn.
-
A1: Hebben en zijn 2
Relacionar ColumnasVul in met een vorm van zijn.
-
A1: Hebben en zijn 1
Relacionar ColumnasVul in met een vorm van hebben.
-
A2: De Modale Werkwoorden
Completar frasesVul in : kunnen, moeten, willen of mogen.
-
A1: De Modale Werkwoorden
Completar frasesVul in: kunnen of mogen
-
A1: Persoonlijk voornaamwoord
Relacionar ColumnasVervang de woorden met een persoonlijk pronomen en vul een persoonlijk pronomen in.
-
B1: Possessief pronomen
Completar frasesVul in: u of uw.
-
A1: Possessief pronomen 2
Ordenar LetrasRaad de juiste possessieve voornaamwoorden in deze zinnen.
-
A1: Possessief pronomen 1
Relacionar ColumnasOefen de possessief pronomen.
-
B1: Het presens
TestDuid het verbum in het singularis of pluralis presens aan.
-
A2: Het presens
Completar frasesVervoeg het verbum in het presens.
-
A1: Het presens
Completar frasesVervoeg het verbum in het presens.
-
B2: Complexe zin
Sí o NoJa of nee? Welke zin heeft het juiste voegwoord: toen - alsof - terwijl - hoewel - zodra - alsof - aangezien - omdat
-
B1: Complexe zin
Relacionar GruposZet de zinnen met hetzelfde voegwoord: in één groep: OF – WANT
-
A2: Complexe zin
Completar frasesTyp het juiste voegwoord: EN – MAAR – WANT
-
A1: Complexe zin
Completar frasesKies het juiste voegwoord: EN – MAAR – WANT
-
A1: Inversie 2
TestHerschrijf de zin. Begin met het woord tussen haakjes.
-
A1: Inversie 1
TestHerschrijf de zin. Begin met het woord tussen haakjes.
-
A1: Simpele zin
Ordenar PalabrasMaak met de volgende woorden goede Nederlandse zinnen.
-
A2: Simpele zin
TestMaak met de volgende woorden goede Nederlandse zinnen. Begin je zin met het eerste woord.