-
Oefen op het herkennen van woorden met verdubbeling
-
Test je kennis over de spelling van werkwoorden met d, t en dt!
-
verenkelen en verdubbelen niveau 4de leerjaar
-
Test je kennis over woorden met de letter A in deze quiz!
-
-
-
Vul elke zin in met het juiste antwoord. Hoe goed ken jij Sinterklaas?
-
Zoek het kleine uur en het grote uur bij elkaar.
-
-
-
Lees de omschrijving en vul in. Denk aan alle spellingregels.
-
zoek uur in de voormiddag en namiddag bij elkaar
-
-
Denk aan alle aandachtspunten spelling!
-
Lees de dierenweetjes. Beantwoord de vragen. Let op spelling!
-
Welk woord is fout gespeld?
-
Oefen alle aandachtspunten spelling derde leerjaar
-
Wat weet je nog over de wolf?
-
wat is van toepassing voor het woord?
-
-
rijmen (o.a. woorden met l)
-
Waar is de hond? Waar is de jongen? Waar is de bal? Zoek de paren.
-
Antwoord met een woord uit het woordpakket!
-
Welke prentjes horen bij elkaar? Waarom? Let op bl-!
-
Oefen woorjes met bl- aan het begin van het woord.
-
Zet het werkwoord in de juiste vorm. Denk aan de spellingregels voor werkwoorden.
-
Zet het werkwoord in de juiste vorm. Denk aan de spellingregels voor werkwoorden.
-
Beantwoord vragen over geld
-
-
Antwoord met een woord uit het woordpakket.
-
Luister goed! Welk woord heb je gehoord?
-
-
Zoek dezelfde prentjes. Let op /l/.
-
Link het juiste begrip bij de uitleg.
-
Vul de gatentekst in. Denk aan de werkwoordspelling.
-
Oefen op de spellingregel en de onthoudwoorden met ch(t) en g(t)
-
-
-
welke woorden horen bij elkaar?
-
Oefen l aan het einde van het woord
-
-
vul aan met de juiste vorm van het werkwoord
-
Is het woord een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord?
-
-
Duid de prent aan die bij de zin hoort.
-
-
Verbind de prent met het juiste woord! Let op: de woorden lijken erg op elkaar!
-
Oefen de spellingregel voor verenkelen en verdubbelen
-
-
Oefen woorden met oe en uu.