1
naar beneden komen, gaan
2
beginnen
3
toestaan, toelaten
4
uitleggen, verklaren
5
meenemen
6
meten
7
functioneren, werken
8
nemen
9
reizen
10
laten, achterlaten
11
tonen
12
wonen, bewonen
13
kopen
14
kopiëren, afschrijven, overschrijven
15
teruggeven, weergeven
16
sluiten
17
verlaten
18
kleven
19
schrijven
20
spelen